OVL-MONITOR

2017 getallen, trends en ontwikkelingen met dit jaar extra aandacht voor Smart Lighting & Smart Cities

VOORWOORD Beste lezer, De OVL-monitor lijkt haar plek in de openbare verlichting te vinden. Niet alleen overheden, maar ook de marktpartijen zien de waarde van het jaarlijks rapport. Het aantal respondenten is daardoor aanzienlijk toegenomen. Dat levert dit jaar extra boeiende resultaten op. Verrassend zijn de grote verschillen in de reacties van overheden en marktpartijen, bijvoorbeeld als het gaat om smart lighting/smart city. Maar er zijn ook thema’s waarover de meningen eensgezind zijn, zoals energiebesparing en duurzaamheid. Al met al biedt het rapport weer veel informatie om vanuit ieders invalshoek een analyse op los te laten. Ik hoop dat het rapport u ondersteunt bij het herkennen van de belangrijkste maatschappelijke en technische onderwerpen in het werkveld openbare verlichting van dit moment. En dat u er de nodige kennis en inspiratie uithaalt om uw doelstellingen te realiseren. Mijn dank gaat uit naar de klankbordgroep die heeft meegewerkt aan deze OVL-monitor, naar de geïnterviewden die hun inspiratie en ideeën met ons delen en bovenal naar alle mensen die de tijd en moeite hebben genomen om de enquêtes te vullen!

Arthur C. Klink Voorzitter stichting Openbare Verlichting Nederland (OVLNL)

2

Inhoudsopgave

Klik direct door naar het gewenste hoofdstuk!

INLEIDING LEESWIJZER

DEEL A – ANALYSES 6 1. Wie deden er mee? 7 2. Overheden en marktpartijen 9 Interview Edward Neef, FE Consultancy BV 16 3. Kleine gemeenten en grote gemeenten/provincies 18 Interview Kees Jansen, planoloog en stadsfilosoof 25 4. Smart Lighting en Smart City 27 Interview Kimmo Spoelstra, Provincie Utrecht 34

DEEL B – ENQUETE OVERHEDEN 36 1. Wie hebben de enquête voor overheden ingevuld (vraag 1 t/m 7) 39 Interview Elke den Ouden, Technische Universiteit Eindhoven 46 2. Organisatie van het werk (vraag 8 t/m 11) 48 Interview Maarten Fleerakkers, National Smart City Living Lab 53 3. Inwoners, lichtpunten en budget (vraag 12 t/m 16) 55 Interview Marc Stroom, gemeente Roosendaal 61 4. Beheer, eigendom en net (vraag 17 t/m 24) 63 Interview Hans Nouwens, Netwerk Smart Lighting OVLNL 72 5. Visie, maatschappelijke thema’s (vraag 25 t/m 30) 74 Interview Leo Stronks en Rik van Reekum, De Kanteling 81 6. Led-verlichting (vraag 31 t/m 35) 83 Interview Ruben van Bochove, Nobralux 89 7. Overige technische ontwikkelingen (vraag 36 t/m 43) 91 Interview Hans Savelkouls, gemeente Houten 100 8. Aanbesteding (vraag 44 t/m 46) 102 Interview Herold Tinnemeier, Orange Lighting 106 9. Storingen, klachten, calamiteiten (vraag 47 t/m 49) 108 Interview Eddy Hartog, Europese Commissie 112 SAMENVATTING 114 BIJLAGE 119 I. Aanvullingen van respondenten (vraag 50) COLOFON 120

3

Inleiding Doelstelling De OVL-monitor is een initiatief van OVLNL/IGOV en startte in 2016. Het doel van de monitor is om meer inzicht te krijgen in de ‘Facts & Figures’ en de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van openbare verlichting (OVL). Door regelmatig te monitoren, zien we trends en de factoren die hierbij een rol spelen. Zo kunnen overheden en marktpartijen nieuwe inzichten verkrijgen en leren van ervaringen. Werkwijze De OVL-monitor 2017 heeft als basis de enquête voor overheden (50 vragen), met daarnaast de enquête voor marktpartijen (20 vragen). Bij het opstellen van beide vragenlijsten is een klankbordgroep betrokken (zie colofon). De enquête stond open van 1 juni t/m 31 juli 2017. Via OVLNL/IGOV, Acquire Publishing, Rijkswaterstaat en het netwerk van de klankbordgroep zijn mensen op diverse manieren opgeroepen om de enquêtes in te vullen. 90 medewerkers van overheden en 55 marktpartijen gaven hieraan gehoor. De resultaten zijn geanalyseerd en verwerkt in dit rapport. Ook hierbij is de klankbordgroep betrokken. Anoniem De enquêtes zijn anoniem geanalyseerd. In dit rapport staan geen namen van respondenten en ook niet van de organisaties waar zij werkzaam zijn. Deze gegevens worden ook niet op een andere manier openbaar gemaakt. De uitkomsten zijn zo objectief mogelijk weergegeven. Het gaat daarbij nadrukkelijk over de 145 respondenten en niet over ‘het gehele werkveld OVL’. Mensenwerk OVL is mensenwerk. We vinden het daarom belangrijk dat dit rapport niet alleen grafieken en getallen bevat. We willen het ook een gezicht geven. Om die reden hebben we vakgenoten gevraagd naar hun persoonlijke visie. Het thema van de interviews is dit jaar Smart Lighting en Smart City. Wat zijn de belangrijkste kansen op dit vlak? En wat de grootste bedreigingen? De interviews zijn in willekeurige volgorde bij de verschillende hoofdstukken geplaatst en tonen een kleurrijk pallet aan visies en meningen. Tot slot De OVL-monitor is geen wetenschappelijk rapport en heeft niet de pretentie representatief te zijn voor het hele werkveld OVL. Wel geeft het een boeiend beeld van de belangrijkste ontwikkelingen op dit moment en de verschillende ideeën die er nu leven. Door vragen in volgende OVL-monitoren terug te laten komen (en nieuwe vragen toe te voegen) krijgen we inzicht in hoe technieken en ideeën zich ontwikkelen. Zo krijgen we een uniek inkijkje in de wereld van de openbare verlichting!

4

Leeswijzer Nieuw opzet Dit jaar zijn er aanmerkelijk meer gegevens dan vorig jaar. Dit komt enerzijds doordat er een vergelijking gemaakt kan worden met de uitkomsten van 2016, anderzijds doordat meer marktpartijen de enquête invulden. Om deze grote hoeveelheid gegevens op een overzichtelijke manier te ordenen en te presenteren, is gekozen voor opsplitsing in Deel A en Deel B. Deel A – analyses Dit deel begint met een korte schets van de respondenten die dit jaar de enquêtes invulden. Daarna volgen er drie hoofdstukken met verdiepende analyse. Hoofdstuk 2 gaat over de belangrijkste verschillen van visie tussen overheden en marktpartijen. Hoofdstuk 3 richt zich op de verschillen in de antwoorden van respondenten van kleine en van grote gemeenten/ provincies. In hoofdstuk 4 kijken we specifiek naar het onderwerp Smart City en Smart Lighting. Deel B – enquête overheden Dit deel van het rapport bestaat uit 9 hoofdstukken en volgt daarmee de indeling van de enquête voor overheden. Elk hoofdstuk begint met de belangrijkste uitkomsten per thema, weergegeven in een ‘infographic’. Vervolgens worden de enquêtevragen bij dit thema besproken. De antwoorden zijn weergegeven in een grafiek, die voorzien is van een korte toelichting. Onderaan de pagina staat als miniatuur de antwoordgrafiek van 2016, zodat zichtbaar is in hoeverre er verschillen zijn. Ook hierbij staat een korte toelichting. Interviews Om de OVL-monitor het menselijke, kleurrijke gezicht te geven dat past bij het werkveld openbare verlichting, zijn er twaalf personen geïnterviewd. Aan deze mensen zijn zes vragen gesteld die betrekking hebben op Smart Lighting en Smart City. De interviews zijn in willekeurige volgorde bij de verschillende hoofdstukken geplaatst, voorzien van een kort CV en foto van de geïnterviewde. Meer informatie op de website Op de website van OVL-monitor staat meer informatie. Ontdek de powerpointpresentatie, die u in enkele minuten door de opvallendste enquêteresultaten van 2017 leidt. Bekijk deel C, waarin de enquête voor marktpartijen uitgebreider wordt besproken. Of blader door het eindrapport van vorig jaar. Ga naar: www.ovlmonitor.nl

5

DEEL A

ANALYSES

¨

A1. Wie deden er mee

overheden

marktpartijen

90 58 40 38

55 18 17 10

respondenten in 2017

respondenten in 2017

taak: beheer OVL

bedrijf: fabrikant/leverancier van armaturen

taak: beleid OVL

bedrijf: adviesbureau

taak: adviseur OVL

bedrijf: bureau lichtontwerp

7

A1. Wie deden er mee Dit jaar vulden 145 mensen de enquêtes in. Dat zijn er 44 meer dan vorig jaar. Deze toename is te danken aan de marktpartijen. In 2016 bleven zij sterk achter en deden slechts 9 respondenten uit deze groep mee. Dit jaar zijn dat er 55.

1. De overheden Vanuit de overheden waren er 90 respondenten (in 2016 waren dat er 92). Hiervan werken er 68 voor een gemeente (dat is 76%), 9 voor een provincie en 7 voor Rijkswaterstaat. 58 respondenten zijn er werkzaam als beheerder OVL. 40 respondenten zijn (tevens) beleidsmedewerker OVL. Adviseur OVL is door 38 mensen aangevinkt.

2. De marktpartijen Vanuit de marktpartijen waren er 55 respondenten. 18 respondenten werken voor een fabrikant en/of leverancier van armaturen, 17 voor een adviesbureau en 10 voor een bureau voor lichtontwerp. 18 respondenten werken bij een bedrijf waar 1 tot 5 personen zich bezighouden met OVL, 15 bij een bedrijf waar 6 tot 15 personen dit doen, 9 bij een bedrijf waar 15-30 personen bezig zijn met OVL, 6 bij een bedrijf waar 30-60 personen dit doen en 7 bij een bedrijf waar meer dan 60 mensen zich bezighouden met OVL.

8

¨

A2. Overheden en marktpartijen

overheden

marktpartijen

Lichthinder/ Lichtvervuiling

Smart City/ Smart Lighting

belangrijk maatschappelijk thema

belangrijk maatschappelijk thema

Schakelen/ Dimmen

Smart City/ Smart Lighting

belangrijke technische ontwikkeling

belangrijke technische ontwikkeling

84%

45%

ziet geen belemmeringen bij overstap naar led

ziet geen belemmeringen bij overstap naar led

71%

59%

relatie overheid-marktpartijen gaat wezenlijk veranderen

relatie overheid-marktpartijen gaat wezenlijk veranderen

9

A2. Overheden en marktpartijen Waar lopen de ideeën van overheden en marktpartijen over openbare verlichting uiteen? En waar zijn ze het over eens? Een aantal monitor-vragen stond zowel in de enquête voor overheden als in de enquête voor marktpartijen. Dit maakt het mogelijk om vergelijkingen te maken. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste bevindingen.

1. Maatschappelijke thema’s Wat zijn op dit moment – naast veiligheid – de belangrijkste thema’s in het werkveld OVL? In de grafiek hieronder staan de antwoorden van de marktpartijen. Om de grafiek leesbaar te houden is alleen weergegeven hoe de respondenten hun hoogste scores (1ste, 2de en 3de plaats) toekenden.

De grafiek met de antwoorden van de overheden (zie Q25, Deel B van de publicatie) laat zien dat de overheden deels andere keuzes maken. Lichthinder/licht staat bij de overheden op de tweede plaats, dit staat bij de marktpartijen op de vijfde plaats. Smart City/Smart Lighting staat bij de marktpartijen op de tweede plaats, terwijl het bij de overheden op een gedeelde vijfde plaats staat, samen met Social Return.

10

1 2 3 4 5

Top 5 marktpartijen Energiebesparing/CO2-reductie Smart City/Smart Lighting Circulariteit/hergebruik Beleving van licht Lichthinder/ lichtvervuiling

62% 50% 45% 40% 38%

Top 5 overheden Energiebesparing/CO2-reductie Lichthinder/ lichtvervuiling Circulariteit/hergebruik Burgerparticipatie Smart City/Smart Lighting Social Return

81% 57% 50% 37% 28% 28%

Meer over Smart City/Smart Lighting en de verschillende visies hierop is te lezen in hoofdstuk vijf van dit deel.

2. Circulariteit In beide enquêtes stond de vraag ‘Hieronder staan enkele zaken die kunnen bijdragen aan circulariteit/hergebruik van grondstoffen. Welke drie vindt u het meest interessant voor uw vakgebied?’ De antwoorden van overheden en marktpartijen vertonen grote overeenkomsten. Het belangrijkste verschil is dat bij de marktpartijen het ‘uitwisselbaar maken van kritische elementen tussen meerdere fabricaten’ op 2 staat. Dit staat bij de overheden op drie. Bij de overheden staat het ‘herbruikbaar maken van armaturen door vernieuwing van componenten’ op 2. Dit staat bij de marktpartijen op 3. In de grafiek hieronder staan de antwoorden van de marktpartijen. Voor de antwoorden van de overheden en meer uitleg over deze vraag, zie Q27, Deel B van deze publicatie.

11

3. Technische ontwikkelingen/thema’s: wat zijn de drie belangrijkste? Led staat op 1 als belangrijkste ontwikkeling/thema, zowel bij de overheden als de marktpartijen. Bij de marktpartijen staat Smart City/Smart Lighting op 2, gevolgd door telemanagement. De overheden maken een andere keuze. Daar staat schakelen/dimmen op 2, gevolgd door elektrische veiligheid. De respondenten van overheden en marktpartijen hebben dus duidelijk een verschillend idee over wat op dit moment de belangrijkste technische ontwikkelingen/thema’s zijn. 1 2 3

Top 3 marktpartijen Led Smart City/Smart Lighting Telemanagement

Top 3 overheden Led Schakelen/dimmen Elektrische veiligheid

De grafiek hieronder toont de antwoorden van de marktpartijen. Bij Q 31 in Deel B van deze publicatie staat de grafiek van de overheden.

4. Led Ook wat betreft led zijn de meningen verdeeld. Of beter gezegd: heeft men andere ideeën. Op de vraag ‘Wat is voor uw organisatie de belangrijkste belemmering bij de overstap naar led’, antwoordt maar liefst 84% van de respondenten van de overheden dat er geen belemmering is. 10% geeft aan dat de kosten een belemmering zijn, 4 % noemt de betrouwbaarheid van led als belemmering en 2% de lichtkwaliteit (Q34, Deel B). De marktpartijen zien veel vaker belemmeringen bij overheden als het gaat om de overstap naar led. 25% noemt de kosten als belangrijkste belemmering, 11% de betrouwbaarheid en 11% de lichtkwaliteit. Slechts 45% ziet geen belemmering (zie grafiek hierna).

12

De OVL-monitor van vorig jaar gaf een vergelijkbare uitkomst en dat maakt nieuwsgierig. Zijn er meer belemmeringen dan de respondenten van de overheden aangeven? Of zien de respondenten van de marktpartijen meer belemmeringen dan er in werkelijkheid zijn?

5. Innovaties Aan de marktpartijen (en niet aan de overheden) zijn drie vragen gesteld over innovaties en overheden. Bij de eerste twee vragen kon men kiezen uit twee stellingen. Vraag 1 – wie neemt het voortouw bij innovaties Stelling 1: Stelling 2:

Bij innovaties nemen markt en overheden samen het voortouw. Bij innovaties neemt de markt vrijwel altijd het voortouw, de overheden zijn over het algemeen afwachtend.

24% van de respondenten van de marktpartijen kiest voor stelling 1. 76% kiest voor stelling 2 en vindt dat de markt vrijwel altijd het voortouw neemt. Vraag 2 – de bereidwilligheid van overheden om mee te werken aan innovaties Stelling 1: Stelling 2:

Het is voor marktpartijen makkelijk om overheden te vinden die innovaties willen testen, de bereidwilligheid om te experimenteren en mee te werken is voldoende/groot. Het is voor marktpartijen lastig om overheden te vinden die innovaties willen testen, de bereidwilligheid om te expertimenteren en mee te werken is klein

Hier kiest 42% van de respondenten van de marktpartijen stelling 1. Stelling 2 wordt gekozen door 44%. De rest weet het niet of heeft geen mening. Vervolgens is aan de marktpartijen gevraagd wat zij vinden van het budget dat de overheden uittrekken voor innovaties. 64% vindt dit budget (te) gering. 16% vindt het (ruim) voldoende en 20% weet het niet of heeft geen mening.

13

Aan de overheden zijn de drie voorgaande vragen niet gesteld. Wel is hen gevraagd welke van de onderstaande beschrijvingen het beste bij hen past: 1. 2. 3.

Wij zijn graag koploper als het gaat om nieuwe technische ontwikkelingen en durven te experimenteren. Nieuwe technische ontwikkelingen volgen we op de voet, als we de mogelijkheid zien proberen we ze toe te passen. We volgen nieuwe technische ontwikkelingen van een afstand, pas als een techniek zich bewezen heeft kiezen we voor toepassen hiervan.

Van de respondenten van de overheden kiest 12% voor beschrijving 1 en noemt zichzelf koploper. De meerderheid, namelijk 62%, volgt op de voet en en 25% volgt van een afstand.

Deze enigszins voorzichtige houding sluit aan bij de antwoorden die de marktpartijen geven op de drie vragen die hen gesteld zijn over innovaties en overheden.

14

6. De relatie tussen overheden en marktpartijen Alle 145 respondenten is vervolgens gevraagd hoe de verhouding tussen overheden en marktpartijen zich volgens hen gaat ontwikkelen. Men kon daarbij kiezen tussen 3 stellingen: 1. 2.

3.

Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar wezenlijk zal veranderen. Overheden zullen meer een regierol nemen, marktpartijen gaan steeds meer taken uitvoeren. Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar wezenlijk zal veranderen. Er komt meer samenwerking, waarbij samen gewerkt wordt aan belangrijke innovaties (co-creatie). Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar niet wezenlijk zal veranderen.

59% van de respondenten van de marktpartijen denkt dat de verhouding de komende vijf jaar wezenlijk zal veranderen. 35% kiest daarbij voor stelling 1 en 24% voor stelling 2. 40% denkt dat de verhouding niet wezenlijk zal veranderen.

Bij de overheden denkt 71% van de respondenten dat de verhouding de komende vijf jaar wezenlijk zal veranderen. 36% kiest daarbij voor stelling 1 en 35% voor stelling 2. Slechts 27% denkt dat de verhouding niet wezenlijk zal veranderen (Q43, Deel B). Conclusie: bij de overheden verwachten meer respondenten een wezenlijke verandering en denkt een hoger percentage dat er meer samenwerking en co-creatie komt. Daarbij is er een opvallend verschil tussen de antwoorden van kleine en grote organisaties. Aantal inwoners > 200.000 50.000 – 200.000 25.000 – 50.000 < 25.000

Stelling 1: meer regierol 78% 33% 37% 25%

Stelling 2: meer samenwerking 11% 44% 26% 33%

Stelling 3: verandert niet wezenlijk 0% 19% 37% 42%

In het volgende hoofdstuk kunt u meer lezen over de verschillen in antwoorden tussen respondenten van kleine en grote gemeenten/provincies.

15

Edward Neef, FE Consultancy BV ‘DE BELANGRIJKSTE BEDREIGING ZIJN WE ZELF: WAT WE NIET OVERZIEN LEIDT TOT TERUGHOUDENDHEID.’

Mr. Edward Neef heeft met zijn eigen FE Consultancy BV meer dan 25 jaar ervaring opgebouwd op het gebied van energie- en telecomzaken. Zijn grootste passie ligt in zaken die zich afspelen in de openbare ruimte. Van visie tot strategie en beleid, en van inkoop tot exploitatie. Met een gedegen juridische en technische kennis behoren onder meer de terreinen Draadloze Telecommunicatie, Openbare Verlichting en Verkeersmanagement tot zijn dagelijkse werk. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? We noemen alles Smart tegenwoordig en alles moet Smart zijn. Met de term Smart City geven we iets anders aan dan met Smart Lighting. De eerste is de beschrijving van een technische toestand die de mens meer kwaliteit van leven moet geven. Dat is het uiteindelijke doel. Deze wordt bereikt door technologische ontwikkelingen op het gebied van mobiliteits- en informatiemanagement. De tweede, Smart Lighting, is zo’n technologische ontwikkeling op het gebied van mobiliteitsmanagement. Zo kan Smart Lighting uiteindelijk een technisch deel van een Smart City zijn, maar kan ook zelfstandig ontwikkeld worden en bestaan. Smart Lighting zal bijdragen in de ontwikkeling naar een verandering van de openbare ruimte, die de mens meer kwaliteit van leven moet gaan geven. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Een van de belangrijkste bedreigingen is dat we teveel tegelijk willen bereiken. Maak een stappenplan. Begin met een systeem voor een thema, pak door naar een volgend thema en accepteer dat over tien jaar je eerste systeem verouderd is en weer aangepast moet worden. Voorbeeld: onder OVL beheerders bestond lange tijd weerstand om de OVL slim te maken met schakelen en dimmen. Men was afwachtend tot het ideale systeem op de markt zou komen. Dit ideale systeem bestaat niet. “Vendor Lock-In” was de vrees. Maar we kiezen toch altijd voor een bepaald systeem? De belangrijkste bedreiging zijn we zelf: wat we niet overzien leidt tot terughoudendheid. Door projecten klein te maken en nu te acteren, zetten we mechanismen in beweging. Daar gaat het om! Dus maak het klein, sla het plat en doe het nu.

16

Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Nederland kent zo’n 3,5 miljoen lichtmasten. Die zullen in tien jaar tijd niet vervangen zijn. Er zullen wel drie soorten lichtmasten komen. Een lichtmast waarin meer apparatuur wordt geïntegreerd, de lichtmast waarbij veel apparatuur in het armatuur wordt geplaatst en de traditionele lichtmast waar geen behoefte bestaat aan aanvullende apparatuur. Er komt dan ook een vraag naar andere technische kennis van de OVL beheerder. Hij of zij zal meer van ICT moeten weten. Op OVL gebied zullen pro-actief, interactief en dynamisch schakelen, dimmen en ook “kleuren” doorbreken. Pas als de auto een ander voertuig wordt, wat geen beslag meer legt op de huidige gebaande paden, zal OVL met de lichtmast een andere en ook kleinere rol krijgen in de openbare ruimte. Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? De bestaande infrastructuur is absoluut niet geschikt voor het totale plaatje. We moeten over op gelijkspanning. Een andere actie is draadloze telecommunicatie. Bestaande ideeën op grond van alleen een glasinfrastructuur moet je niet willen. De uitrol werkt vertragend, is veel te duur en maakt de inrichting van de openbare ruimte minder flexibel. Het glas loopt straks altijd op de verkeerde plek. Er komen zeer veel nieuwe draadloze telecommunicatietechnieken aan. De wetgeving moet hierbij in de pas gaan lopen om het gebruik van draadloze communicatie in de openbare ruimte op de juiste wijze te ondersteunen. Licentievrije frequentiebanden zijn geen optie voor (bedrijfskritische) objecten in de openbare ruimte zoals OVL, VRI’s, tunnels, bruggen en gemalen. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Een integere overheid moet de eindverantwoordelijkheid houden over de inrichting van de openbare ruimte. Maar samenwerking is essentieel omdat kennis en kunde bij het bedrijfsleven zich sneller ontwikkelt. De beknelling van aanbestedings- en inkoopregels moet worden opgeheven om innovatie de ruimte te geven en samenwerking beter mogelijk te maken. De huidige versie van de aanbestedingswet maakt een opstapje in de richting met het innovatiepartnerschap, maar dit is nog zwaar onvoldoende. Dereguleren is noodzaak en de enige weg. Ik pleit voor gedragsregels bij een inkopende overheid en een verkopend bedrijfsleven die eisen stellen aan integer handelen, in plaats van eisen op te leggen aan het (aanbestedings)proces, waardoor partijen bevriezen in hun handelen. Zouden gemeenten a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Afwachten is geen optie. De geschiedenis heeft ons geleerd dat een centrale overheid noodzakelijk is. Gemeenten moeten eindverantwoordelijk blijven voor de openbare ruimte. De gemeente moet alleen de kaders scheppen waarbinnen zaken ontwikkeld kunnen worden. Maak daar aparte wetgeving voor. Dan kan het bedrijfsleven initiatief nemen of de gemeente zelf, al dan niet in samenwerking met het bedrijfsleven. Er is niet één model.

‘DE BEKNELLING VAN AANBESTEDINGS- EN INKOOPREGELS MOET WORDEN OPGEHEVEN OM INNOVATIE DE RUIMTE TE GEVEN EN SAMENWERKING BETER MOGELIJK TE MAKEN.’

17

¨

A3. Kleine en grote gemeenten/ provincies overheden <25.000 inwoners

overheden >200.000 inwoners

69%

30%

kennisniveau OVL is hoger geworden

kennisniveau OVL is hoger geworden

54%

11%

100% netwerk van netwerkbeheerder

100% netwerk van netwerkbeheerder

67%

33%

burgers worden geïnformeerd bij belangrijke wijzigingen OVL

burgers worden geïnformeerd bij belangrijke wijzigingen OVL

8%

33%

meer dan de helft van de verlichting wordt ’s nachts gedimd

meer dan de helft van de verlichting wordt ’s nachts gedimd

18

A3. Kleine en grote gemeenten/provincies In hoeverre geven de respondenten van kleine(re) organisaties andere antwoorden dan de respondenten van grote(re) organisaties? Deze nuancering staat centraal in dit hoofdstuk. Startpunt daarbij is vraag 12.

Voor deze analyse zijn, net als in 2016, de categorieën 50.000 - 100.000 en 100.000 200.000 inwoners samengevoegd, evenals de categorieën 200.000 - 300.000 en > 300.000 inwoners. We komen zo tot de volgende indeling met vier groepen: Groep A B C D

Aantal inwoners Gemeente/provincie meer dan 200.000 inwoners Gemeente 50.000 tot 200.000 inwoners Gemeente 25.000 tot 50.000 inwoners Gemeente minder dan 25.000 inwoners

Percentage 11% van de respondenten 34% van de respondenten 32% van de respondenten 15% van de respondenten

Groep A bestaat voor 30% uit gemeenten en voor 70% uit provincies. Bij groep B, C en D gaat het om (vrijwel) allemaal gemeenten.

1. Logische verschillen bij klein en groot Sommige relaties zijn zo logisch, dat ze geen uitwerking behoeven:  weinig inwoners - minder fte’s - minder lichtmasten - meer landelijk  veel inwoners - meer fte’s - meer lichtmasten - meer stedelijk Daarnaast laten de antwoorden van 2017 zien dat, naarmate de organisatie kleiner is:  het beheer vaker wordt uitbesteed  de verantwoordelijkheid voor beheersystemen vaker wordt uitbesteed  men vaker aangesloten is als grootgebruiker  de installatieverantwoordelijkheid minder vaak goed is geregeld  men meer bezig is met het goed regelen van de installatieverantwoordelijkheid  er ’s nachts meer verlichting wordt uitgeschakeld  het registreren van schades vaker wordt uitbesteed

19

Aantekening hierbij is dat groep A een uitzondering vormt wat betreft de eerste twee bullits. Hier is het beeld heel uiteenlopend. Het aantal fte’s binnen groep A varieert van minder dan 0,5 tot meer dan 5 en het aantal lichtmasten van 5.000-10.000 tot meer dan 60.000.

2. Kennisniveau (Q11) Is het kennisniveau de afgelopen jaren lager of hoger geworden bij u en uw collega’s als het gaat om openbare verlichting? De meningen lopen uiteen. Bij groep A vindt 30% dat het hoger is geworden, 50% dat het gelijk is gebleven en 20% dat het lager is geworden. Groep B, C en D zijn aanmerkelijk positiever. Bij deze drie groepen vindt een ruime meerderheid (gemiddeld 66%) dat het kennisniveau hoger is geworden. Slechts 7% vindt hier dat het kennisniveau lager is geworden. Groep A

Groep D

Hoger geworden * Gelijk gebleven * Lager geworden

3. Het netwerk (Q21, Q22, Q23) Bij groep D geeft 54% van de respondenten aan voor 100% gebruik te maken van het netwerk van de netwerkbeheerder. Bij groep A is dit slechts 11%. Bij groep B is het 23% en bij groep C 32%. Hoe groter de organisatie is, hoe meer eigen netwerk men heeft. Groep A

Groep D

100% netwerk van netwerkbeheerder * 100% eigen netwerk * Deels eigen netwerk * Weet ik niet

20

Gevraagd is hoe het eigen netwerk bevalt. En hoe het netwerk van de netwerkbeheerder bevalt. Bij het eigen netwerk scoort ‘Goed’ het hoogst bij alle vier de groepen. Als het gaat om het netwerk van de netbeheerder, dan wordt bij alle groepen het antwoord ‘Voldoende’ het vaakst gegeven. Hoe valt het:

Groep A

%

Groep B

%

Groep C

eigen netwerk

Goed Voldoende Slecht

100% -

Goed 0 Voldoende Slecht

70% 17% 13%

Goed Voldoende Slecht

netwerk van de netwerkbeheerder

Goed Voldoende Slecht

75% 25%

Goed Voldoende Slecht

29% 50% 21%

Goed Voldoende Slecht

%

Groep D

%

59% 34% 7%

Goed Voldoende Slecht

100% -

23% 49% 27%

Goed Voldoende Slecht

8% 54% 38%

4. Verlichtingsniveau (Q28) Bij groep A maakt 44% gebruik van de NPR 13201. Bij groep B, C en D is dit percentage aanmerkelijk lager (gemiddeld 13%). Bij groep A maakt 33% gebruik van de ROVL2011. Bij groep B, C en D is dit percentage aanmerkelijk hoger (gemiddeld 72%). Omdat de grafieken zo’n verschillend beeld laten zien, worden ze hierna alle vier weergegeven. Groep A

Groep C

Groep B

Groep D

NPR 13201 strikt * NPR 13201 richtlijn * ROVL2011 strikt * ROVL2011 richtlijn * Eigen beleid * Weet ik niet

21

5. Burgerparticipatie (Q30) Bij alle groepen scoort ‘Burgers kunnen hun mening geven d.m.v. belevingsonderzoeken, opiniepeilingen, inspraakavonden’ circa 40%. Wat dit betreft maakt het dus niet uit of je als burger in een kleine gemeente woont of in een grote gemeente of provincie. Bij ‘Burgers worden geïnformeerd over belangrijke wijzigingen d.m.v. website, krant, infobrieven, bijeenkomsten’ en bij ‘Burgers worden actief betrokken en/of mogen meebeslissen’ is er wel een duidelijk verschil. Voor deze twee vormen van participatie geldt: hoe kleiner de gemeente waar je woont, hoe groter de kans is dat je geïnformeerd of betrokken wordt. Onderstaande tabel maakt dat duidelijk. Groep A B C D

Burgers worden geïnformeerd 33% 56% 64% 67%

Burgers worden actief betrokken 0% 7% 29% 42%

6. Technische ontwikkelingen (Q31) Bij alle groepen staat led op 1 als belangrijkste technische ontwikkeling van dit moment. Daarna lopen de meningen uiteen. Bij groep A staat telemanagement op 2, bij groep B is dit Smart City/Smart Lighting. Groep C en D geven de tweede plaats aan schakelen/dimmen.

7. Retrofit (Q35) Bij groep A gebruikt een meerderheid (56%) geen retrofit omdat men het geen goede oplossing vindt. 22% gebruikt het wel en vindt het op sommige plaatsen een goede oplossing. Bij groep B en D wordt retrofit aanmerkelijk meer gebruikt. 41% (B) resp. 33% (D) gebruikt het en is van mening dat retrofit soms een goede oplossing is. 4% (B) resp. 8% (D) vindt het niet ideaal, maar maakt gebruik van retrofit vanwege kostenoverwegingen en/of het halen van energiedoelstellingen. Bij groep C is men het meest verdeeld.

Groep A

Groep B

22

Groep C

Groep D

Ja, (op sommige plaatsen) een goede oplossing * Ja, vanwege kostenoverwegingen/energiedoelstellingen * Nee, maar dit komt (mogelijk) nog * Nee, we vinden retrofit is geen goede oplossing * Weet ik niet

8. Dimmen (Q36) Op de vraag ‘Hoeveel procent van uw OVL wordt (op bepaalde tijden) gedimd’ lopen de antwoorden erg uiteen. In groep A wordt het meest gedimd. In groep C en D het minst. Groep A

Groep C

76-100% * 51-75% * 26-50% * 11-25% * 6-10% * 0-5%

Een belangrijke aantekening hierbij is dat in de kleinere gemeenten ’s nachts vaker het licht wordt uitgeschakeld. Daarnaast merkten enkele respondenten uit deze groep op dat zij heel weinig verlichten (alleen op gevaarlijke punten) en dat dit licht daardoor ’s nachts moet blijven branden. 9. Aanbesteden (Q44, Q46) ‘Waarvoor kiest uw organisatie in het algemeen bij de aanbesteding van werk?’ Ook deze vraag werd door de verschillende groepen anders beantwoord. Groep A, de provincies en grote gemeenten, kiest 100% voor de beste prijs-kwaliteitverhouding (aanbesteden op waarde). Bij de andere groepen komen ook aanbesteding op basis van laagste kosten of op basis van laagste prijs regelmatig voor. Opmerking hierbij is dat meerdere respondenten aangaven dat zij criteria opnemen als eis (al dan niet in RAW-bestek) en vervolgens aanbesteden op laagste prijs.

23

Groep A B C D

Beste prijs-kwaliteitverhouding (aanbesteden op waarde) 100% 74% 52% 67%

Laagste kosten o.b.v. kosteneffectiviteit 15% 26% 8%

Laagste prijs 11% 22% 25%

Ook wat betreft het controleren van aanbesteed werk zijn er grote verschillen. Groep B scoort het hoogst als het gaat om nauwkeurig controleren (70%), groep D het hoogst bij globaal controleren (67%). Groep A B C D

Nauwkeurig controleren 44% 70% 48% 33%

Globaal controleren 44% 22% 41% 67%

(Vrijwel) niet controleren 11% 4% 7% -

24

Kees Jansen, planoloog en stadsfilosoof ‘WE MOETEN LEREN DENKEN IN PERMANENTE TIJDELIJKHEID: JE BUSINESSMODEL INRICHTEN OP TIJDELIJKHEID EN SNELLE AANPASSING AAN NIEUWE TECHNIEKEN.’

Kees Jansen is planoloog en stadsfilosoof. Hij doceert ‘Slimme Circulaire Steden & Regio’s’ bij de opleiding Geo Media & Design aan de Aeres Hogeschool Almere. Steden veranderen in razend tempo door technologie. Kees duidt welke trends er gaande zijn en vertaalt deze naar de betekenis voor stedelijk leven en ruimtelijke leefomgeving. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Een Smart City is gebaseerd op The Internet of Everything. Vooral bij Smart Lighting zie ik kansen om met sensoren en data de verlichting aan te passen op de behoefte van mensen. Slimme verlichting reageert op mensen met lichtsterkte en kleur, maar gaat ook lichtvervuiling tegen. Vooral in de buitengebieden is dit essentieel, voor flora en fauna. Ten slotte draagt slimme verlichting ook bij aan slim eigentijds beheer, door voorspelbaarheid in onderhoud, energiezuinigheid en minder kosten. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Ik zie vooral bedreigingen op korte termijn: er zal veel geëxperimenteerd worden en dat gaat met vallen en opstaan. Ook zie ik dat nu veel partijen betrokken zijn bij de invoering, dus er zit veel tijd en energie in afstemming en financiering. Dat is overigens niet alleen bij de uitvoering, maar ook bij het ontwikkelen van beleid en standaarden. De ontwikkelingen gaan zo snel, dat elke standaard snel achterhaald is. We moeten leren denken in permanente tijdelijkheid: niet ontwerpen voor de langere termijn, maar je businessmodel inrichten op tijdelijkheid en snelle aanpassing aan nieuwe technieken. Dat vraagt een hele nieuwe benadering. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Jazeker, vooral in dichtbebouwde gebieden is dit een handige en slimme vorm van verlichting. Ik denk wel dat de lichtmast meer functies krijgt, zoals zender voor het 5G/6G-netwerk, of sensoren voor het meten van het leefklimaat in de stad. In de buitengebieden denk ik dat de lichtmasten vervangen zullen worden door flexibele verlichting, bijvoorbeeld (zelfstandig) rijdende units of drones die met mensen meegaan waar nodig. Dat is in gebieden met weinig bebouwing goedkoper dan het aanleggen van een ondergrondse infrastructuur.

25

Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Nee ik denk het niet, om twee redenen. Fysiek vraagt het te veel aanpassingen aan de infrastructuur, zeker als we de genoemde dubbelfuncties willen integreren met verlichting. Maar ook organisatorisch vraagt de implementatie van dubbelfuncties om aanpassingen: zowel qua regelgeving (wie is waar verantwoordelijk voor?) als in de samenwerking (wie doet wat?). Dit vraagt om nieuwe afspraken tussen partijen op een manier die we nu nog niet gewend zijn. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Het bedrijfsleven is de partij die de innovaties in huis heeft en is daarom een belangrijke speler om de nieuwe technologieën naar het publieke domein te brengen. Ik zie daarbij drie voorwaarden voor het bedrijfsleven: • Geen standaardoplossing voor iedereen, maar plaats- en contextafhankelijk ontwerpen (omgevingsgericht) • Modulair ontwerpen, zodat ook mensen die minder snel innovaties omarmen, mee kunnen komen en veilig over straat kunnen/durven • Denken in maatschappelijke meerwaarde in plaats van financieel gewin Zouden gemeenten a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Gemeente moeten de regie nemen! Natuurlijk draait het wel om samenwerking met het bedrijfsleven, (hoger) onderwijs en participerende burgers, maar de gemeente is dé partij om het maatschappelijk belang te borgen. Dit geldt specifiek voor smart lighting: iedereen moet zich goed en veilig door de openbare ruimte kunnen verplaatsen. Ik adviseer gemeenten altijd om een roadmap voor de komende 10 jaar te maken, met een doorkijk naar de komende 20 jaar. Als je deze elke 2 jaar evalueert en aanpast, loopt je als gemeente nooit achter en kun je snel inspelen op veranderende omstandigheden.

‘DE GEMEENTE IS DÉ PARTIJ OM HET MAATSCHAPPELIJK BELANG TE BORGEN. DIT GELDT SPECIFIEK VOOR SMART LIGHTING.’

26

A4. Smart Lighng en Smart City overheden

marktparjen

28%

76%

Smart City/Smart Lighng is een grote kans

Smart City/Smart Lighng is een grote kans

standaardisae afspreken voor aansturing

omzeng naar permanente voeding

moeilijkst te regelen

moeilijkst te regelen

overheden <25.000 inwoners

overheden 50.000-200.000 inwoners

8%

70%

Smart City/Smart Lighng is belangrijke technische ontwikkeling

Smart City/Smart Lighng is belangrijke technische ontwikkeling

27

A4. Smart Lighting en Smart City Dit jaar besteden we in de OVL-monitor extra aandacht aan Smart Lighting & Smart City. De interviews laten een boeiend en kleurrijk pallet aan meningen zien, die soms ver uit elkaar liggen. Ook in de enquêtes is aandacht besteed aan het onderwerp. In dit hoofdstuk staan de belangrijkste uitkomsten. Er wordt daarbij gekeken naar de verschillen tussen marktpartijen en overheden, en naar verschillen tussen de overheden onderling.

1. Hoe belangrijk is Smart City/Smart Lighting Aan de respondenten van marktpartijen en overheden is gevraagd wat zij de belangrijkste maatschappelijke thema’s vinden van dit moment. Ook is gevraagd wat men de belangrijkste technische ontwikkelingen vindt. Bij beide vragen kon men ‘Smart City/Smart Lighting’ aankruisen als antwoord. Marktpartijen en overheden Wat betreft Smart City/Smart Lighting lopen de meningen duidelijk uiteen. Bij de overheden komt Smart City/Smart Lighting niet verder dan de vijfde plaats bij beide vragen. Als maatschappelijk thema scoort het 28%, als technische ontwikkeling 35%. De marktpartijen zetten Smart City/Smart Lighting bij beide vragen op de tweede plaats. Als maatschappelijk thema scoort het 50%, als belangrijke technische ontwikkeling 65%. Aan de marktpartijen is een extra vraag gesteld, namelijk ‘wat zijn naar uw verwachting over 2 tot 5 jaar de drie belangrijkste technische ontwikkelingen/thema’s voor het werkveld OVL?’ Bij deze vraag scoort Smart City/Smart Lighting nog hoger, namelijk 89%.

28

Overheden – 2017 en 2016 In 2016 scoorde het onderwerp Smart City/Smart Lighting als belangrijk maatschappelijk thema 14% en eindigde op de zevende plaats. Als belangrijke technische ontwikkeling scoorde het eveneens 14% en behaalde daar de vijfde plaats. Het onderwerp wordt dus dit jaar, in vergelijking met 2016, belangrijker gevonden door de respondenten van de overheden. Het verschil met de marktpartijen is echter nog steeds groot, zij vinden het onderwerp duidelijk veel belangrijker. Overheden – klein en groot In hoofdstuk 4 keken we naar de verschillen in antwoorden tussen kleine en grote gemeenten/provincies. De indeling die we daar gebruiken, passen we ook hier toe. Bij de vraag wat men op dit moment de belangrijkste technische ontwikkelingen vindt, zijn de verschillen groot. Bij groep B, de gemeenten met 50.000 tot 200.000 inwoners, scoort Smart City/Smart Lighting maar liefst 70% en staat daarmee op de tweede plaats als belangrijkste technische ontwikkeling. Bij groep D, de kleinste gemeenten, wordt het onderwerp het minst belangrijk gevonden. Hier scoort het onderwerp slechts 8%. Groep A B C D

Aantal inwoners Gemeente/provincie meer dan 200.000 inwoners Gemeente 50.000 tot 200.000 inwoners Gemeente 25.000 tot 50.000 inwoners Gemeente minder dan 25.000 inwoners

Score Smart City/Smart Lighting 33% 70% 19% 8%

2. Grote kans of overschat? De respondenten konden kiezen tussen twee stellingen: 1.

2.

Ik zie Smart Lighting als een grote kans. Door bijvoorbeeld sensoren aan lichtmasten te verbinden, kunnen we veel informatie binnenhalen. Dit maakt het mogelijk om beter te sturen en zo de kwaliteit van de openbare ruimte en duurzaamheid te verbeteren. Smart Lighting heeft mogelijkheden, maar ik denk dat het allemaal wat overschat wordt. Het is een techniek die ver weg staat van de organisatie waar ik werk en nog verder van de mensen op straat.

Marktpartijen en overheden Bij de overheden kiest een ruime meerderheid voor de tweede stelling. 62% vindt dat het overschat wordt, 28% ziet Smart City/Smart Lighting als een grote kans. Bij de marktpartijen is dit andersom. Hier ziet 76% het als grote kans en denkt 22% dat het overschat wordt. Overheden

Marktpartijen

29

Overheden – 2017 en 2016 In 2016 zag 40% van de respondenten van overheden Smart City/Smart Lighting als een grote kans, eveneens 40% vond dat het overschat werd. 20% had geen mening. Vorig jaar waren de respondenten van de overheden dus verdeeld over deze vraag. Dit jaar kiest een duidelijke meerderheid voor ‘overschat’. Overheden – klein en groot Bij alle vier de groepen kiest een meerderheid voor de stelling ‘Smart Lighting heeft mogelijkheden, maar ik denk dat het allemaal wat overschat wordt. Het is een techniek die ver weg staat van de organisatie waar ik werk en nog verder van de mensen op straat’. Bij groep A, B en C is de verhouding ongeveer 2/3 voor stelling 2 en 1/3 voor stelling 1. Bij groep D kiest de overgrote meerderheid voor stelling 2, namelijk 92%. Hier ziet 0% Smart Lighting als een grote kans en heeft 8% geen mening. Groep A B C D

Aantal inwoners > 200.000 50.000-200.000 25.000-50.000 < 25.000

Grote kans 33% 37% 30% 0%

Overschat 56% 59% 63% 92%

3. Grootste zorg: techniek of ethiek? Wat is de grootse zorg van de respondenten als het gaat om Smart Lighting? Ook hierbij kon men kiezen uit twee stellingen: 1. 2.

Mijn grootste zorg bij Smart Lighting is de techniek: hoe kunnen we alles zo regelen dat het goed werkt, dat netwerken niet overbelast raken en dat het gegevens oplevert die bruikbaar zijn. Mijn grootste zorg bij Smart Lighting is de ethiek: hoe waarborgen we de privacy van burgers en wie wordt eigenaar van alle vergaarde gegevens.

Marktpartijen en overheden Bij de overheden kiest 48% voor techniek als grootste zorg en 32% voor ethiek. Bij de marktpartijen kiest 56% voor techniek en 27% voor ethiek. Geen grote verschillen dus tussen overheden en marktpartijen. Overheden – 2017 en 2016 In 2016 maakte 41% zich het meest zorgen over de techniek. 26% maakte zich het meeste zorgen over de ethische aspecten van Smart Lighting. Er zijn dus geen grote verschillen tussen 2017 en 2016. Het grootste verschil tussen 2017 en 2016 is dat in 2016 circa 1/3 van de respondenten geen mening had bij deze vraag. Dat is dit jaar een stuk lager, namelijk 20%. Overheden – klein en groot Bij groep A, de organisaties met de meeste inwoners, maakt men zich het meest zorgen over de techniek. Hier kiest 56% voor stelling 1 en 22% voor stelling 2. Ook bij groep B kiest een duidelijke meerderheid voor techniek, namelijk 59%. Hier kiest 33% voor ethiek. Bij de organisaties met minder inwoners liggen de antwoorden minder ver uit elkaar.

30

Bij groep C kiest 41% voor techniek, 37% voor ethiek, 22% weet het niet. Bij groep D, gemeenten met minder dan 25.000 inwoners, kiest 42% voor techniek, 33% voor ethiek en weet 25% het niet.

4. Wat is er nu al gekoppeld aan de installatie OVL? Een vraag die nauw samenhangt met Smart City/Smart Lighting en die alleen aan de overheden is gesteld luidt ‘Welke zaken die elektriciteit vragen via het netwerk van de OVL zijn bij uw organisatie op dit moment gekoppeld aan de OVL-installatie (naast bewegwijzering en verkeersborden)? De antwoorden zijn weergegeven in onderstaande grafiek.

Overheden – 2017 en 2016 De resultaten van 2017 lijken op die van 2016. De verschillen zijn slechts enkele procenten groot. Nergens is het verschil meer dan 4%. Relatief gezien is het grootste verschil te vinden bij de laadpunten voor elektrische auto’s. Vorig jaar scoorde deze categorie 3%, dit jaar 7%. Dat is dus meer dan het dubbele. Overheden – klein en groot De antwoorden van organisaties met veel inwoners zijn duidelijk anders dan die van organisaties met weinig inwoners. Het meest significant is het verschil tussen groep A en groep D. De grafieken op de volgende pagina laten dat zien.

31

Antwoordgrafiek groep A (> 200.000 inwoners)

Antwoordgrafiek groep D (< 25.000 inwoners)

Bij groep A is een groot scala aan zaken gekoppeld aan de OVL-installatie. Bij groep D scoort stand alone reclame en abri’s maar liefst 83%. Lichtreclamebakken en ‘anders’ scoren allebei 25%. Bij ‘anders’ gaat het om plattegronden en de aanlichting van kerken. Bij groep B en C scoren de lichtreclamebakken het hoogst (85%, resp. 74%). Daarna volgen stand alone reclame, arbi’s met 63% resp. 70%. Ook de andere zaken zijn aanwezig, maar scoren vrijwel allemaal lager dan bij groep A. De enige uitzondering hierbij zijn de laadpunten voor elektrische auto’s. Deze categorie scoort 0% bij groep B en 15% bij groep C.

32

5. Aanpassing infrastructuur De laatste vraag over Smart Lighting/Smart City in de enquêtes luidt: ‘Het koppelen van elektronica aan de lichtmast in het kader Smart Lighting/Smart City vraagt om aanpassingen van de huidige infrastructuur. Kunt u aangeven van welke onderdelen u denkt dat het moeilijk wordt om die te regelen?’ Bij deze vragen kon men meerdere antwoorden aanvinken: 1) Omzetten van geschakelde naar permanente voeding 2) Beheersystemen aanpassen om ook de nieuwe attributen in te kunnen voeren 3) Standaardisatie afspreken voor aansturing (zoals ALiS protocol) zodat er apparatuur van meerdere leveranciers gebruikt kan worden 4) Budgetten beschikbaar krijgen voor het onderhoud van de nieuwe apparatuur 5) Toepassingen bedenken waarvoor het nodig is om sensoren in lichtmasten te monteren 6) Geen mening

Deze vraag is nieuw in de enquête. Een vergelijking met 2016 is dus niet mogelijk. Marktpartijen en overheden De antwoorden van de respondenten van overheden en van marktpartijen komen sterk overeen. Het grootste verschil zit bij antwoord 1), de omzetting naar permanente voeding. Bij de overheden denkt 49% dat dit moeilijk wordt om te regelen en staat het daarmee op de tweede plaats (zie Q41, deel B). Bij de marktpartijen denkt maar liefst 62% dat dit moeilijk wordt om te regelen en staat dit punt op de eerste plaats, zie onderstaande grafiek.

Overheden – klein en groot Bij groep A, C en D scoort 3) standaardisatie van de aansturing het hoogst. Bij groep B scoort 1) permanente voeding het hoogst. Een ander opvallend verschil is dat bij groep D vaker dan bij de andere groepen ‘geen mening’ wordt aangevinkt, namelijk 25% (D) versus 11% (A), 0% (B) en 4% (C).

33

Kimmo Spoelstra, Provincie Utrecht ‘WAT HEEFT SMART LIGHTING/SMART CITY VOOR INVLOED OP DE PRIMAIRE TAAK VAN DE KABEL, NAMELIJK HET VOEDEN VAN OPENBARE VERLICHTING?’

Kimmo Spoelstra werkt vanaf 2007 bij de provincie Utrecht als projectleider openbare  verlichting. Sinds 2015 is hij ook beheerder openbare verlichting en sinds 2016 Asset beheerder openbare verlichting. De afgelopen jaren heeft de provincie steeds meer (D&C/ BVP) contracten op de markt gezet en is Kimmo bezig geweest met het omzetten van OVL eisen naar functionele eisen. Ook werkt hij, samen met collega’s, aan het koppelen van de OVL-installaties aan het VRInetwerk, zodat er meer integratie van systemen komt. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? In mijn beleving kunnen we met Smart Lighting en Smart City nog beter (op maat) verlichten. We kunnen beter detecteren of verlichting nodig is, waar verlichting nodig en hoeveel licht er nodig is. Verder kunnen we nog meer zaken gaan meten, van het continu tellen van verkeersstromen, luchtvervuiling en geluid, tot de ouderdom van de verlichting. Dat wordt nu trouwens al gedaan door diverse dynamische systemen. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Smart Lighting en Smart City komt “erbij” en dat is ingrijpend. Alle extra zaken moeten beheerd (vervangen) worden, hiervoor moeten de budgetten aangepast worden. Voor wie zijn de data, wie is eigenaar en beheert de data? Met de gegenereerde data moet iets gebeuren, wie moet dat doen? De OVL beheerder, de wegbeheerder? Valt alles onder 1 contract of gaan we met deelcontracten werken, afhankelijk van de eigenaar en/of gebruiker van de extra zaken? Ook moet de juiste partij naar de juiste storing worden gestuurd. Wie wordt het aanspreekpunt? Wordt de OVL beheerder verantwoordelijk voor alleen de mast? Over dit alles moet vooraf goed worden nagedacht. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Dan moeten we eerst definiëren wat een traditionele lichtmast is. In mijn beleving is het doel van een lichtmast het “dragen” van (zoals we er nu tegen aankijken) een armatuur. Wat we daar verder aanhangen maakt, tot op zekere hoogte, niet uit. Hierbij moeten we rekening houden met beheer

34

van de mast (van wie is de mast en de rest van de spullen), veiligheid van de mast (wat heeft het hangen van spullen aan een mast voor invloed op de botsklasse en onderhoudbaarheid) en spanningen (installatieverantwoordelijkheid, welke spanningen zitten er in een mast (230V, 42V, 12V, enz). Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Nee, veel van onze masten zijn aangesloten op het net van de netbeheerder (Stedin). Dit is overdag uitgeschakeld, er staat geen spanning op de mast. Verder is een groot gedeelte van het kabelnet (zwaar) verouderd, en dus storingsgevoelig. Ook ons ‘eigen’ net is overdag uit. Dit is vaak niet (voldoende) overgedimensioneerd om er allemaal extra zaken aan te hangen. Voor beide netten geldt dat onduidelijk is wat voor invloed Smart Lighting/Smart City heeft op de kabel. Wat voor spanningen en stromen (lek, piek) gaan er lopen? Oftewel: wat heeft Smart Lighting/Smart City voor invloed op de primaire taak van de kabel, namelijk het voeden van openbare verlichting? Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? We moeten als maatschappij nadenken over nut en noodzaak van Smart Lighting en Smart City. Is Smart Lighting en Smart City er voor ons, of zijn wij er voor Smart Lighting en Smart City? Wat willen we ermee, wat zijn de voordelen? En wat gaat er mis als we het niet hebben? Dit zeg ik als beheerder openbare verlichting. Ik denk dat het bedrijfsleven met deze vragen aan de haal moet gaan en dit beter in beeld moet brengen. Ook moet er meer nagedacht worden over integratie van systemen. Hoe gaan we de data ontsluiten? Doen we dit via 86 verschillende systemen of hebben we straks 1 platform voor alle systemen en ‘metingen’? Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Wij als provincie volgen de markt actief, maar wachten wel af. Er lopen diverse zaken die van invloed kunnen zijn op Smart Lighting en Smart City. Bijvoorbeeld: wat is de invloed van de DC lobby op Smart Lighting en Smart City, maakt DC het eenvoudiger? De provincie heeft al slimmere systemen, onder andere verlichting op aanvraag (wat mijns inziens erg smart is), maar wil eerst de meerwaarde zien van de toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot Smart Lighting en Smart City.     

‘IS SMART LIGHTING EN SMART CITY ER VOOR ONS, OF ZIJN WIJ ER VOOR SMART LIGHTING EN SMART CITY?’

35

DEEL B

ENQUÊTE OVERHEDEN

Inhoudsopgave B1. WIE HEBBEN DE ENQUÊTE VOOR OVERHEDEN INGEVULD 39 De belangrijkste uitkomsten Vraag 1: Heeft u de enquête voor de OVL-monitor vorig jaar ook ingevuld? Vraag 2: Wat is de naam van de organisatie waarvoor u werkt? Vraag 3: Wat is uw taak/werkveld binnen deze organisatie? Vraag 4: Wat is uw leeftijd? Vraag 5: Werkt u voor gemeente, provincie of Rijkswaterstaat? Vraag 6: In welke provincie ligt uw gemeente? Vraag 7: Is uw gemeente landelijk, stedelijk of een mix?

Interview Elke den Ouden, Technische Universiteit Eindhoven 46 B2. ORGANISATIE VAN HET WERK 48 De belangrijkste uitkomsten Vraag 8: Hoeveel fte is er beschikbaar in uw organisatie voor OVL? Vraag 9: Wat is uw mening over dit aantal fte? Vraag 10: Organisatie van het werk: zelf doen of uitbesteden? Vraag 11: Wat vindt u van de ontwikkeling van het kennisniveau?

Interview Maarten Fleerakkers, National Smart City Living Lab 53 B3. INWONERS, LICHTPUNTEN EN BUDGET 55 De belangrijkste uitkomsten Vraag 12: Hoeveel inwoners heeft uw gemeente of provincie? Vraag 13: Hoeveel lichtpunten OVL heeft uw organisatie? Vraag 14: Is het aantal lichtpunten gelijkgebleven, toegenomen of afgenomen? Vraag 15: Is het beschikbare budget meer of minder dan in 2016? Vraag 16: Wat is uw mening over het budget?

Interview Marc Stroom, gemeente Roosendaal 61 B4. BEHEER, EIGENDOM EN NET 63 De belangrijkste uitkomsten Vraag 17: Wie is verantwoordelijk voor het bijhouden van het beheersysteem? Vraag 18: Is uw organisatie eigenaar van de lichtmasten en armaturen? Vraag 19: Heeft uw organisatie een bemeterd net voor OVL? Vraag 20: Bent u aangesloten als grootverbruiker of kleinverbruiker? Vraag 21: Maakt uw organisatie gebruik van net van netwerkbeheerder of van eigen net? Vraag 22: Indien uw organisatie (deels) een eigen netwerk heeft, hoe bevalt dit? Vraag 23: Indien uw organsatie netwerk van netwerkbeheerder gebruikt, hoe bevalt dit? Vraag 24: Is de installatieverantwoordelijkheid goed geregeld?

Interview Hans Nouwens, Netwerk Smart Lighting OVLNL 72 B5. VISIE, MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S 74 De belangrijkste uitkomsten Vraag 25: Wat zijn binnen uw organisatie de belangrijkste thema’s m.b.t. OVL? Vraag 26: Gaat uw organisatie de Energieakkoord-doelstelling halen in 2020? Vraag 27: Circulariteit/hergebruik van grondstoffen: welke zaken zijn interessant? Vraag 28: Hoe wordt in de ontwerpfase het verlichtingsniveau bepaald? Vraag 29: Fietspaden verlichten buiten de bebouwde omgeving: welke stelling kiest u? Vraag 30: Op welke manier(en) worden burgers betrokken bij belangrijke wijzigingen OVL?

Interview Leo Stronks en Rik van Reekum, De Kanteling 81

37

B6. LED-VERLICHTING 83 De belangrijkste uitkomsten Vraag 31: Wat zijn voor uw organisatie de drie belangrijkste technische ontwikkelingen? Vraag 32: Hoeveel procent van uw OVL is voorzien van led? Vraag 33: Hoeveel van de nieuwe verlichting die u aanschaft is led? Vraag 34: Wat is de belangrijkste belemmering bij de overstap naar led? Vraag 35: Maakt uw organisatie gebruik van retrofit-led?

Interview Ruben van Bochove, Nobralux 89 B7. OVERIGE TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN 91 De belangrijkste uitkomsten Vraag 36: Hoeveel procent van uw OVL wordt (op bepaalde tijden) gedimd? Vraag 37: Hoeveel procent van uw OVL wordt 's nachts uitgeschakeld? Vraag 38: Welke zaken die elektriciteit vragen zijn er gekoppeld aan de OVL-installatie? Vraag 39: Smart City/Smart Lighting: grote kans of overschat? Vraag 40: Waar liggen uw zorgen voor wat betreft Smart Lighting? Vraag 41: Smart City/Smart Lighting: wat wordt moeilijk om te regelen? Vraag 42: Bent u koploper of volgt u ontwikkelingen op de voet of op afstand? Vraag 43: De relatie tussen overheden en marktpartijen: welke stelling kiest u?

Interview Hans Savelkouls, gemeente Houten 100 B8. AANBESTEDING 102 De belangrijkste uitkomsten Vraag 44: Voor welke vorm van aanbesteding kiest uw organisatie? Vraag 45: Kennisniveau van de opdrachtgever: welke stelling kiest u? Vraag 46: Hoe wordt aanbesteed werk gecontroleerd?

Interview Herold Tinnemeier, Orange Lighting 106 B9. STORINGEN, KLACHTEN, CALAMITEITEN 108 De belangrijkste uitkomsten Vraag 47: Waar ontstaan bij uw organisatie de meeste storingen in de OVL? Vraag 48: Wat vindt u het belangrijkste verbeterpunt als het gaat om storingen? Vraag 49: Hoe is het registreren van storingen en schades georganiseerd?

Interview Eddy Hartog, Europese Commissie 112

38

¨

B1. Wie hebben de enquête ingevuld

90

47%

respondenten enquête overheden

van de respondenten ouder dan 55 jaar

Top3-regio:

Top3-werkveld:

1. Noord-Holland 2. Gelderland 3. Zuid-Holland

1. Beheer 2. Beleid 3. Advies

76%

10%

werkt bij een gemeente

werkt bij een provincie

39

Toelichting vraag 1 32% van de respondenten heeft de enquête vorig jaar ook ingevuld. 40% vult hem dit jaar voor het eerst in. 28% van de respondenten weet het niet.

Toelichting vraag 2 24 respondenten gaven op deze vraag geen antwoord. Van de 66 mensen die wel wat invulden, gaf een aantal het antwoord ‘gemeente’ of ‘provincie’ zonder dit te specificeren. Circa 1/3 deel van de respondenten kiest er dus voor om de enquête anoniem in te vullen.

40

Toelichting vraag 3 Bij deze vraag kon men meerdere taken/werkvelden aanvinken. Er zijn in totaal 176 vakjes aangevinkt door 90 respondenten. De grafiek geeft de absolute getallen weer, niet de percentages. 58 respondenten werken als beheerder OVL, 40 (ook) als beleidsmedewerker OVL. Verder hebben 38 respondenten de taak van adviseur aangevinkt en 19 de taak projectleider.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 zijn er meer respondenten die het vakje ‘Adviseur OVL’ aanvinkten. Vorig jaar waren dat er 25, dit jaar 42.

41

Toelichting vraag 4 3% van de respondenten is jonger dan 35 jaar en 13% is tussen de 35 en 45 jaar. Circa een derde van de respondenten (37%) is tussen de 46 en 55 jaar. Het grootste deel, namelijk 47%, is ouder dan 55 jaar.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 is de leeftijd van de respondenten hoger. Vorig jaar was 30% van de respondenten 35 - 45 jaar, 33% was 46 - 55 jaar en 34% was ouder dan 55 jaar.

42

Toelichting vraag 5 Driekwart van de respondenten (76%) is werkzaam bij een gemeente. 10% werkt bij een provincie en 8% bij Rijkswaterstaat. Zes respondenten hebben ‘anders’ aangevinkt. Zij werken onder andere voor een hoogheemraadschap, een adviesbureau, meerdere provincies of – zo blijkt uit hun toelichting – toch voor een gemeente.

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

43

Toelichting vraag 6 De anonimiteit van de respondenten is bij de OVL-monitor gegarandeerd. Om inzicht te krijgen in de regionale spreiding van de respondenten is daarom deze vraag toegevoegd. De grafiek geeft de absolute getallen weer, niet de percentages. Zes respondenten gaven aan dat deze vraag niet op hen van toepassing is (de gele, zesde balk). Dit betekent dat, hoewel de vraag eigenlijk specifiek bedoeld was voor gemeenten, ook overige respondenten een antwoord hebben aangevinkt.

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

44

Toelichting vraag 7 Ook deze vraag is nieuw in de enquête. 23% van de respondenten geeft aan dat diens gemeente voornamelijk stedelijk is, 27% vinkt ‘voornamelijk landelijk’ aan. Het grootste deel, namelijk 36%, geeft aan dat de gemeente waarvoor hij/zij werkt een mix is van landelijk en stedelijk.

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

45

Elke den Ouden, Technische Universiteit Eindhoven ‘IK VERWACHT DAT DE TRADITIONELE LICHTMAST NOG LANG EEN HEEL NUTTIGE FUNCTIE ZAL VERVULLEN IN HET STRAATBEELD’

Dr.ir. Elke den Ouden is TU/e Fellow in de groep Innovation, Technology Entrepreneurship & Marketing aan de Technische Universiteit Eindhoven. Haar onderzoek heeft een sterke focus op Smart Lighting en Smart Cities. Ze is betrokken bij het Intelligent Lighting Institute en het Smart City Centre en is Strategic Director LightHouse in het TU/e Innovation Lab. Daarnaast is ze voorzitter van het Innovatieplatform van OVLNL. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Met led wordt licht ‘digitaal’: het kan worden geïntegreerd met ICT en daarmee opent zich een heel nieuw scala aan mogelijkheden. Zoals in de roadmap van Lighting Europe mooi wordt aangegeven kun je daarmee niet alleen energie besparen, maar ook ‘human centric lighting’ oplosssingen realiseren, waarbij het welzijn van mensen voorop staat. Licht heeft een grote invloed op de sfeer en beleving van een ruimte, maar kan mensen ook letterlijk richting geven. Dat biedt mooie kansen, ook voor gepersonaliseerde of context-gerelateerde oplossingen. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? De integratie met ICT brengt een aantal nieuwe uitdagingen met zich mee. Hoe gaan we om met alle data die verzameld wordt om systemen ‘slim’ te maken? Hoe houden we de privacy geborgd? Hoe zorgen we dat belangrijke systemen veilig zijn van hackers? Hoe zorgen we dat iedereen – ook de minder digitaal-geletterde gebruiker – gebruik kan maken van slimme oplossingen? Zeker als openbare verlichting deel uitmaakt van een Smart City systeem levert dat nieuwe uitdagingen op, omdat de complexiteit dan veel groter wordt. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Ik verwacht dat die nog lang een heel nuttige functie zal vervullen in het straatbeeld. Tegelijkertijd verwacht ik ook een heleboel nieuwe oplossingen. Er zullen nieuwe lichtbronnen komen, deels ook autonome systemen die geen ‘vaste aansluiting’ meer nodig hebben. Dat geeft nieuwe ontwerpvrijheden. Ik verwacht dat er veel meer gebiedsspecifieke keuzes worden gemaakt. Dan zal blijken dat op veel plaatsen de traditionele lichtmast ook over 10 jaar nog heel functioneel is. 46

Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Dat hangt er heel erg vanaf wat je wilt gaan doen. Veel oplossingen hebben voldoende aan een ‘normale’ energieaansluiting en lage bandbreedte voor data. Dat is zonder grote aanpassingen mogelijk. Andere oplossingen vragen een grotere aanpassing, bijvoorbeeld de integratie van laadpunten voor elektrische voertuigen. Het beschikbare elektriciteitsnet is niet op alle punten zwaar genoeg om dat aan te kunnen. Ook zullen veel Smart City diensten 24/7 moeten draaien, wat betekent dat er continu spanning op de mast moet staan. Dat is in lang niet alle gevallen makkelijk te regelen. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Ik denk niet dat die veel anders is of zou moeten zijn dan voor traditionele openbare verlichting. Het bedrijfsleven ziet kansen met producten en diensten in de Smart City markt, die volgens onderzoeksbureaus vele miljarden groot is. Bedrijven willen graag een graantje meepikken van deze markt en komen met innovatieve oplossingen. Dat patroon kennen we ook van reguliere openbare verlichting. Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Niet alle gemeenten hoeven dezelfde rol te spelen. Een paar gemeenten zouden voorlopers moeten zijn, om te zorgen dat de oplossingen die aangeboden worden door bedrijven voldoen aan de belangrijkste eisen vanuit de gemeenten in Nederland/Europa. Dat is nodig, want ik zie dat gemeenten hier anders aankijken tegen privacy en transparantie van hoe data verzameld worden en wat er mee gebeurt, dan in bijvoorbeeld de VS of Azië. Andere gemeenten kunnen een meer volgende houding aannemen, en de oplossingen overnemen die zich in de praktijk bewezen hebben. Het is wel belangrijk dat alle gemeenten nadenken over wat ze willen, hun eigen ambitieniveau vaststellen en bij vervanging en onderhoud alvast toekomstgerichte oplossingen kiezen. Dat betekent niet dat elk lichtpunt meteen al een slim lichtpunt hoeft te worden, maar je kunt aanzienlijke investeringen in de toekomst voorkomen door een toekomstgerichte keuze te maken. Er is dus een beetje regie nodig om te zorgen dat de eigen ambitie efficiënt en kosteneffectief gerealiseerd kan worden.     

‘HET IS BELANGRIJK DAT ALLE GEMEENTEN NADENKEN OVER WAT ZE WILLEN’

47

¨

B2. Organisatie van het werk

22% 62% heeft 0,5 fte of minder voor OVL in de organisatie

vindt aantal fte voldoende/goed

Zelf doen:

Uitbesteden:

• Beleid • Beheer

• Ontwerp • Onderhoud

10%

59%

kennisniveau is lager geworden

kennisniveau is hoger geworden

48

Toelichting vraag 8 Het gaat hierbij om het aantal fte dat er in het totaal beschikbaar is voor OVL, dus voor visie, beleid, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud. Hieronder staan de percentages die horen bij de grafiek van 2017: Hoeveel fte is er in totaal beschikbaar in uw organisatie voor OVL (dus voor visie, beleid, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud)? Minder dan 0,5 fte Tussen 0,5 en 1 fte Tussen 1,1 en 2 fte Tussen 2,1 en 3 fte Tussen 3,1 en 5 fte Meer dan 5 fte Weet ik niet

22% 29% 23% 8% 10% 7% 1%

In totaal werkt dus 51% van de respondenten voor een organisatie waar 1 fte of minder beschikbaar is voor OVL (22% + 29%).

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 zijn er minder respondenten die bij een organisatie werken met minder dan 0,5 fte voor OVL. In 2016 werkte 40% van de respondenten bij een organisatie met 0,5 fte of minder voor OVL, dit jaar is dat 22%. In 2016 werkte 64% van de respondenten voor een organisatie waar 1 fte of minder beschikbaar is voor OVL.

49

Toelichting vraag 5 Een meerderheid, namelijk 62%, is tevreden over het aantal fte’s. 9% van de respondenten vindt het aantal beschikbare fte’s goed en 53% vindt het voldoende. 37% is van mening dat het aantal beschikbare fte’s onvoldoende is. Opmerkingen van respondenten  ‘De nadruk ligt op regie binnen de gemeente, hierdoor is ca. 0,5 fte voldoende.’  ‘Voldoende, mits er budget beschikbaar is voor incidentele (project) inhuur van een deskundig bureau i.r.t opzetten/uitwerken project en/of lichtberekening etc.’  ‘Qua tijd is dit voldoende, maar bedrijfsmatig is dit bijzonder kwetsbaar.’  ‘Onvoldoende tijd om kennisniveau op peil te houden, mix tussen zelf doen en regie voeren/uitbesteden van taken. Vanwege onvoldoende tijd en kennis, moet er meer uitbesteed worden.’  ‘Niet alleen het bovengrondse deel maar ook de ondergrondse bekabeling en voedingspunten behoren bij het beheer. Het uitbreiden van objecten zoals reclame, bewegwijzering, dris, Ris, aanlichting, calamiteitenverlichting, sfeerverlichting, camera's, geluid, fijnstof, verkeerstelling, enz zijn gekoppeld met de ovl-voedingen. Deze taakuitbreidingen zijn niet opgenomen in de bestaande functies.’ ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 scoort ‘voldoende’ 8% hoger, namelijk 53% tegenover 44% in 2016. Er zijn in 2017 jaar 4% minder respondenten die het aantal fte goed vinden, 3% minder die het aantal fte onvoldoende vinden en minder mensen zonder mening.

50

Toelichting vraag 10 De vraag luidde: hoe is het werk voor OVL op hoofdlijnen georganiseerd bij uw organisatie? Ligt het zwaartepunt bij zelf doen of bij uitbesteding van werkzaamheden? Bij beleid- en visievorming en bij beheer ligt het zwaartepunt duidelijk bij zelf doen. Bij ontwerp en bij onderhoud ligt het zwaartepunt bij uitbesteden.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 geven meer respondenten aan het beheer van OVL zelf te doen. In 2016 was dit 65%, dit jaar is het 79%. Ook het uitbesteden van het onderhoud scoort hoger. In 2016 was dit 86%, dit jaar geeft 92% aan het onderhoud van OVL uit te besteden.

51

Toelichting vraag 11 De volledige vraag luidt: ‘Wat vindt u over het algemeen van de ontwikkeling van het kennisniveau de afgelopen jaren van u en uw collega’s als het gaat om OVL?’ 59% van de respondenten vindt dat het kennisniveau aangaande OVL bij henzelf en collega’s de afgelopen jaren hoger is geworden. 28% denkt dat het gelijk is gebleven en 10% vindt dat het kennisniveau lager is geworden. Opmerkingen van respondenten Diverse mensen merken op dat zij de enige binnen hun organisatie zijn met kennis van OVL. Andere opmerkingen zijn:  ‘Door de ontwikkelingen in de openbare verlichting is het ook meer noodzakelijk om het kennisniveau actueel te houden, vooral als het gaat om het maken van beleids-/ beheermatige keuzes.’  ‘Ik weet zelf meer dan vorig jaar maar nieuwe ontwikkelingen zijn moeilijk bij te houden.’  ‘De kennis is teveel verdeeld over veel afdelingen.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 geven meer respondenten aan te vinden dat het kennisniveau hoger is geworden. In 2016 was dit 52%, dit jaar is het 59%.

52

Maarten Fleerakkers, National Smart City Living Lab ‘WE KOMEN NOG NIET VOORBIJ HET STADIUM VAN LOSSE (PILOT)PROJECTEN MET EEN BEGIN- EN EINDDATUM’

Maarten Fleerakkers is mede-oprichter en partner bij To Interface en startup Connected Worlds. Dit bedrijf verbindt werelden om – onderbouwd door (real time) data – diensten en processen te verbeteren die zowel de duurzaamheid als de kwaliteit van de leefomgeving verhogen. Hij heeft diverse projecten gedaan op het gebied van Smart Cities en Smart Mobility, onder andere National Smart City Living Lab en Roadmap Eindhoven 2030. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? De belangrijkste kans is dat we processen en diensten in de publieke ruimte verbeteren door gebruik te maken van data en digitalisering. Beter meten betekent minder aannemen. Minder aannemen betekent dat we efficiënter kunnen interveniëren en vervolgens het effect van de interventie weer beter kunnen meten. Smart Lighting en Smart City schreeuwen om een bij dit tijdgewricht passende, dus andere, samenwerking tussen publieke en private partijen om de kansen structureel te verzilveren. Een kans ook voor beide partijen om in een vernieuwende samenwerking met elkaar aan de slag te gaan, beter gebruik makend van elkaars meerwaarde en rekening houdend met ieders verantwoordelijkheid. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? De belangrijkste bedreiging is dat er geen overall regie is op de totstandkoming van een Smart City. Aan zowel overheidszijde als aan marktzijde ontbreekt de kennis en ervaring om de regie te voeren op een structurele multidisciplinaire ontwikkeling van een Smart City. We komen nog niet voorbij het stadium van losse (pilot)projecten met een begin- en einddatum. Ik spreek bewust over een multidisciplinaire ontwikkeling omdat het hierbij gaat over vraagstukken t.a.v. sociale innovatie, governance, publiek private samenwerking, businessmodel, aanbesteding, stakeholder management, beleidsvorming (privacy, eigendom), infrastructuur (fysiek en software), datagebruik en concrete oplossingen met een interessante businesscase.

53

Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Ik verwacht dat de traditionele lichtmast in rap tempo wordt vervangen door de connected lichtmast. De mast, inclusief het armatuur, is echter in veel gevallen over 10 jaar nog niet aan vervanging toe en zal dus ook nog zeker wel bestaan. Voor connectiviteit is ook geen nieuwe lichtmast nodig, daar kan ook op andere wijzen in voorzien worden. 24/7 stroom in de lichtmast is wel een vereiste voor de verdere ontwikkeling van Smart Cities met sensoren die in de lichtmast worden aangebracht. Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Voor mij is dit een ondergeschikte vraag. Enkel een overtuigende maatschappelijke kosten baten analyse (overheid) en businesscase (markt) voor Smart Lighting en Smart City toepassingen rechtvaardigt een investering in de bestaande infrastructuur. Op basis van die toepassing wordt ook duidelijke welke aanpassing aan de bestaande infrastructuur benodigd is. Naar mijn overtuiging is dat maatwerk. Andersom redeneren, dus eerst investeren en dan kijken wat we ermee kunnen is meestal onverstandig. Een uitzondering hierop is de behoefte aan 24/7 stroom in de lichtmast. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Aan de private zijde zijn er legio partijen die allemaal een stukje van de keten voor een Smart City voor hun rekening nemen. De ketenregie ontbreekt veelal en daar ligt aan overheidszijde nu juist de behoefte, een private gesprekspartner van a tot z. Aan marktzijde vraagt dit om een consortium van marktpartijen die in staat is om samen met overheid en stakeholders een proces en samenwerking te organiseren die resulteert in een structurele multidisciplinaire ontwikkeling van een Smart City. Een consortium dat ook bereid is om kritieke prestatie-indicatoren (KPI’s) met de overheid af te spreken en zijn beloning daar van afhankelijk te stellen. Zouden gemeenten a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Aansluitend op mijn vorige punt vergt dit een overheid die zichzelf intern organiseert, met een duidelijk mandaat en een vertegenwoordiging vanuit alle relevante beleidsvelden. Een overheid die het proces initieert om samen met marktpartijen te komen tot een structurele multidisciplinaire ontwikkeling van een Smart City. Een overheid waar sprake is van sence of urgency, die open minded is en de noodzaak ziet om ook sociaal te innoveren. En misschien nog wel het belangrijkste, een overheid die handelt vanuit haar kracht in plaats van angst voor het onbekende.    

‘SMART CITY VERGT EEN OVERHEID DIE HANDELT VANUIT HAAR KRACHT IN PLAATS VAN ANGST VOOR HET ONBEKENDE’

54

¨

B3. Inwoners, lichtpunten en budget

51%

5%

toename aantal lichtpunten

afname aantal lichtpunten

13%

25%

meer budget voor exploitatie dan in 2016

meer budget voor vernieuwing dan in 2016

75%

63%

budget voor exploitatie = goed/voldoende

budget voor vernieuwing = goed/voldoende

55

Toelichting vraag 12 47% van de respondenten werkt voor een gemeente met minder dan 50.000 inwoners. 45% werkt voor een gemeente of provincie met meer dan 50.000 inwoners. In de tabel hieronder staan de percentages voor alle antwoordopties. Minder dan 25.000 inwoners Tussen 25.000 en 50.000 inwoners Tussen 50.000 en 100.000 inwoners Tussen 100.000 en 200.000 inwoners Tussen 200.000 en 300.000 inwoners Meer dan 300.000 inwoners Weet ik niet/niet van toepassing (bijv. bij RWS)

15% 32% 16% 18% 2% 9% 8%

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 zijn er meer respondenten die bij een organisatie werken met 100.000 tot 200.000 inwoners, namelijk 18% tegenover 10% in 2016. Organisaties met minder dan 25.000 inwoners zijn juist minder sterk vertegenwoordigd: 15% van de respondenten dit jaar, tegenover 28% in 2016.

56

Toelichting vraag 13 50% van de respondenten werkt voor een organisatie met minder dan 10.000 lichtpunten. 44% werkt voor een organsatie met meer dan 10.000 lichtpunten. In de tabel hieronder staan de percentages voor alle antwoordopties. Minder dan 5.000 lichtpunten Tussen 5.000 en 10.000 lichtpunten Tussen 10.000 en 20.000 lichtpunten Tussen 20.000 en 40.000 lichtpunten Tussen 40.000 en 60.000 lichtpunten Meer dan 60.000 lichtpunten Weet ik niet

18% 32% 18% 20% 3,5% 3,5% 5%

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 zijn er meer respondenten die bij een organisatie werken met 20.000 tot 40.000 lichtpunten, namelijk 20% tegenover 11% in 2016. Organisaties met minder dan 5.000 lichtpunten zijn juist minder sterk vertegenwoordigd: 18% van de respondenten dit jaar, tegenover 30% in 2016.

57

Toelichting vraag 14 Deze vraag gaat over de toe- of afname van het aantal lichtpunten in het afgelopen jaar bij de organisatie waar de respondenten werken. Toe- of afname is daarbij gedefinieerd als een verschil dat groter is dan 1%. 43% van de respondenten geeft aan dat het aantal lichtpunten OVL het afgelopen jaar vrijwel gelijk is gebleven. Bij 51% is het aantal lichtpunten toegenomen. Bij slechts 5% is het aantal lichtpunten afgenomen. Opmerkingen van respondenten Redenen voor afname:  ‘Het areaal is nu ‘bij’ en geeft daardoor een kleiner aantal omdat de provinciale lichtmasten uit het beheerpakket zijn gehaald.’ Redenen voor toename:  ‘De provincie heeft OVL van gemeenten langs haar provinciale wegen overgenomen en daarmee is het areaal toegenomen.’  ‘Uitbreidingsprojecten zorgen voor de toename, zo ook de resultaten van lichtberekeningen in straten waar de masten voorheen op meer dan 50m stonden.’  ‘Toename is met name ontstaan door nieuwbouwwijken.’

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

58

Toelichting vraag 15 67% van de respondenten geeft aan dat het beschikbare budget voor exploitatie van het bestaande areaal (exclusief energiekosten) in 2017 nagenoeg hetzelfde is als in 2016. 13% heeft meer budget in 2017 en 9% heeft minder. Wat betreft het beschikbare budget voor vernieuwing van het areaal geeft 55% aan dat het in 2017 nagenoeg hetzelfde is als in 2016. 25% heeft meer budget in 2017 en 7% heeft minder budget. Opmerkingen van respondenten Enkele respondenten geven aan dat er geen apart budget voor vernieuwing is. Dit zit in projecten, is onderdeel van het projectbudget.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 geven meer respondenten aan dat zij meer budget hebben gekregen. In 2016 kreeg 5% meer budget voor exploitatie en 15% meer budget voor vernieuwing. Dit jaar kreeg 13% meer budget voor exploitatie en 25% meer budget voor vernieuwing.

59

Toelichting vraag 16 Een ruime meerderheid, namelijk 75%, is tevreden met het budget voor exploitatie (20% goed, 55% voldoende). 19% vindt het budget voor exploitatie onvoldoende. Bij het budget voor vernieuwing van het areaal zijn de meningen meer verdeeld. 63% is tevreden (22% goed, 41% voldoende). 31% van de respondenten vindt het budget voor vernieuwing onvoldoende. Opmerkingen van respondenten  ‘In de meeste planningen moet het voldoende zijn, maar als er plotseling wijzigingen worden doorgevoerd of nieuwe projecten worden ingepland in hetzelfde budget kan dit alleen als er geld voor gereserveerd is.’  ‘Op dit moment is er tekort voor de exploitatie. Door grootschalige vervangingen die dit jaar en volgend jaar worden uitgevoerd zou het aantal storingen af moeten nemen, waardoor het budget voor de exploitatie voldoende is.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 zijn minder respondenten tevreden over het budget voor explotatie. 19% vindt het budget onvoldoende. In 2016 was dit 9%. Over het budget voor vernieuwing zijn meer respondenten tevreden. 31% vindt het budget onvoldoende. In 2016 was dit 41%.

60

Marc Stroom, gemeente Roosendaal ‘WANNEER DE CIRCULAIRE ECONOMIE ECHT ZIJN INTREDE GAAT DOEN, ZULLEN NIEUWE BUSINESSMODELLEN ONTSTAAN EN ZULLEN SYSTEMEN NIET MEER ORGANISATIE-GEBONDEN ZIJN’ Marc Stroom is opgeleid als bouwkundige/constructeur aan de HTS en heeft naast diverse technische post HBO-opleidingen ook de opleidingen Kwaliteitsmanagement aan de Erasmus Universiteit en de bestuursacademie HBDO-VROM met succes afgesloten. Hij is senior projectleider Smart Retail City en verlichtingsspecialist bij de gemeente Roosendaal en staat bekend als een “out of the box” denker. Zijn ruime kennis en kunde zet hij (naast regie beheerder OVL) vooral in op het verbeteren van complexe, team overschrijdende werkprocessen binnen en buiten de organisatie, zoals o.a. Smart City Roosendaal. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Systemen zijn nog steeds veelal afhankelijk van diverse organisaties. Er wordt geroepen “wij zijn open”, maar ik kan nu bijvoorbeeld nog steeds niet de ene telecontroller koppelen aan het platform van een ander telecontroller, zonder daarvoor bij alle twee kosten te moeten betalen en scripts te laten schrijven. Wanneer het algemeen belang wordt gediend en systemen echt open gaan, dan pas zullen slimme technieken gaan leiden tot slimme steden. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Zolang organisaties blijven vasthouden aan op lineaire economie gebaseerde businessmodellen, zal de ontwikkeling in innovaties worden geremd. Wanneer de circulaire economie echt zijn intrede gaat doen, zullen nieuwe businessmodellen ontstaan en zullen systemen ook niet meer organisatie-gebonden zijn. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Nee. Wanneer ontwikkelingen niet meer geremd worden door de oude manier van denken, zullen slimme technieken echt hun intrede gaan doen. Een lichtmast is per definitie een onding in de openbare ruimte, qua beeld, qua beleving en qua lichthinder. Vliegtuigen hoeven hun route ook niet te verlichten om van A naar B te gaan, maar vliegen op automatische piloot. Dit gaan we bij auto’s, fietsers en voetgangers de komende jaren ook meemaken/ontwikkelen en dan is verlichting, in de huidige functie, mijn inziens niet meer nodig. 61

Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Het is zonde om dat wat er nu ligt niet te gebruiken. Dat er nieuwe technieken komen staat voor mij vast. Maar dan wel draadloos. Alles wat nu wordt bedacht aan smart grid vanuit OVL is voor mij een ‘geforceerde’ tussenfase. Maak nu slim gebruik van wat er is, denk ‘out of the box’, innoveer ongeremd verder en bouw oude technieken snel af. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Er zijn bijna geen ondernemers die met eigen middelen hun bedrijf opzetten. Ook Facebook, Google en dergelijke zijn klein begonnen met subsidies. De overheid financiert veelal d.m.v. subsidies, maar ziet nauwelijks iets terug als de ondernemer grote winsten gaat boeken. Als overheden zouden subsidiëren en na het succes van een ondernemer een subsidiedeel, vooraf afgesproken percentage van de winst terug zouden krijgen, dan zou er een spin-off ontstaan in nieuwe ontwikkelingen en startups. Overheden financieren uit terugvloeiende subsidies en winstdelen? Hoe simpel kan het zijn. Het bedrijfsleven zou op zoek moeten gaan naar nieuwe verdienmodellen, waarbij ze gezamenlijk met de overheid optrekken en het algemeen belang dienen (circulaire economie en diensten). Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? De overheden kunnen als een spin-off werken door samen met ondernemers innovaties, in de vorm van subsidies, startups te faciliteren en nadien deze subsidie terug te krijgen door een vastgesteld % van de winsten structureel te blijven ontvangen. Dit kan dan weer ingezet worden voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe startups. Ondernemers hebben vooralsnog een totaal ander belang en dat is puur op winst gebaseerd. Ze zijn veelal terughoudend om anders te denken. Een overheid kan trekker zijn als het gaat om het omdenken.

‘MAAK NU SLIM GEBRUIK VAN WAT ER IS, DENK ‘OUT OF THE BOX’, INNOVEER ONGEREMD VERDER EN BOUW OUDE TECHNIEKEN SNEL AF’

62

¨

B4. Beheer, eigendom en net

98% 53% is volledig eigenaar lichtmasten en armaturen

heeft volledig bemeterd net

67% 45% houdt zelf beheersysteem bij

installatieverantwoordelijkheid is goed geregeld

70% 28% heeft (deels) eigen netwerk

heeft alleen netwerk van netwerkbeheerder

63

Toelichting vraag 17 Een ruime meerderheid, namelijk 67% van de respondenten, geeft aan dat zijn organisatie het beheersysteem zelf bijhoudt. Bij 29% wordt het beheersysteem bijgehouden door een externe partij. Opmerkingen van respondenten  ‘We gaan bewegen richting bijhouding door de aannemer (invoer) en goedkeuring door de organisatie.’  ‘Het bijhouden van het beheersysteem en het actueel houden van de gegevens is een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de organisatie en een externe partij.’  ‘De onderhoudsaannemer dient het areaal te beheren en muteren met terugkoppeling naar gemeente. Gemeente houdt dit ook bij. Mutaties door aannemer echter onvoldoende. Daarnaast nog mutaties door correctie van fouten, wat geen taak van de aannemer is.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 geven meer respondenten aan dat de organisatie zelf verantwoordelijk is voor het beheersysteem. In 2016 was dit 55%. Dit jaar is dat 67%.

64

Toelichting vraag 18 De overgrote meerderheid, namelijk 98% van de respondenten, geeft aan dat de organisatie zelf eigenaar is van alle lichtmasten en armaturen.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2016 gaf 96% van de respondenten aan dat diens organisatie zelf eigenaar is van alle masten en armaturen. Dit jaar is dat 98%.

65

Toelichting vraag 19 Een kleine meerderheid, namelijk 53%, heeft een bemeterd net voor openbare verlichting. Daarnaast heeft 23% een deels bemeterd net, waarbij de percentages sterk uiteen lopen (van 2% tot 95% bemeterd). 20% heeft helemaal geen bemeterd net.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 hebben meer organisaties die meedoen aan de enquête een bemeterd net. In 2016 was dit 39%. Dit jaar is het 53%. In 2016 had 31% van de respondenten helemaal geen bemeterd net. Dit jaar is dat nog maar 20%.

66

Toelichting vraag 20 44% van de respondenten geeft aan dat de organisatie als grootverbruiker is aangesloten bij de elektriciteitsbeheerder. In 34% van de gevallen is de organisatie aangesloten als kleinverbruiker. 22% weet het niet. Opmerkingen van respondenten Diverse respondenten melden dat ze overgaan van grootgebruik naar kleinverbruik. Andere opmerkingen zijn:  ‘Zowel groot als klein verbruik.’  ‘Art 1 lid 2,3 om de meetdienst bij de netbeheerder te houden ipv energieleverancier.’  ‘Nog geen definitieve keuze gemaakt. Er ligt een overeenkomst klaar voor KV.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2016 en 2017 zijn vrijwel identiek.

67

Toelichting vraag 21 Het merendeel van de respondenten, namelijk 57%, heeft deels een eigen netwerk. De percentages lopen daarbij sterk uiteen, van 95% eigen net tot minder dan 1% (voor bijvoorbeeld gemeentehuis, tunnels of pleinen). 13% heeft 100% eigen netwerk. 28% gebruikt voor 100% het netwerk van de netbeheerder.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 Er is een groot verschil met de uitkomsten van vorig jaar. Toen gebruikte een meerderheid, namelijk 60%, voor 100% het netwerk van de netbeheerder. Dit jaar is dat slechts 28%.

68

Toelichting vraag 22 51% geeft aan dat het hebben van een eigen netwerk goed bevalt. Bij 13% scoort het voldoende en bij 5% bevalt het slecht. 31% kiest voor geen mening of niet van toepassing. Als we deze 31% er uithalen, dan komen we op: 74% kiest voor goed, 19% voor voldoende en 7% voor slecht. Opmerkingen van respondenten Als groot voordeel van een eigen netwerk noemt men dat het oplossen van storingen niet meer afhankelijk is van de netwerkbeheerder. Het gaat daardoor sneller en de communicatie met de bewoners is makkelijker. Er worden ook nadelen genoemd van een eigen net:  ‘Bevalt slecht: Te veel storingen, onvoldoende gedocumenteerd, onvoldoende in huis van kennis (installatieverantwoordelijkheid). Ik ben in gesprek met Enexis om deze netten over te dragen.’ (heeft 1-2% eigen net)  ‘Een enkele kabelstoring is heel duur, je moet veel netwerk hebben wil een eigen netwerk rendabel zijn.’ (heeft 2% eigen net)  ‘Revisie is soms een probleem.’ (heeft 10% eigen net)  ‘Nog onvoldoende ervaring (sinds 1 jaar overgedragen gekregen), maar gevoelsmatig en financieel niet prettig.’ (heeft >10% eigen net)

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 geeft 5% van de respondenten aan dat het hebben van een eigen net slecht bevalt. In 2016 was er geen enkele respondent die koos voor ‘slecht’. In 2016 waren er aanmerkelijk meer respondenten op wie deze vraag niet van toepassing was.

69

Toelichting vraag 23 20% geeft aan dat het gebruik van het netwerk van de netwerkbeheerder goed bevalt. Bij 43% scoort het voldoende en 22% bevalt het slecht. 15% kiest voor geen mening/niet van toepassing. Als we deze 15% er uithalen, dan komen we op: 24% kiest voor goed, 50% voor voldoende en 26% voor slecht. Opmerkingen van respondenten In hun opmerkingen noemen de respondenten geen voordelen. Als nadelen/aandachtspunten worden onder andere genoemd:  ‘Slechte service’  ‘Hoge kosten en veel storingen’  ‘Reparaties duren te lang’  ‘Afhankelijk van de capaciteit van de netbeheerder voor het oplossen van storingen‘  ‘Ik kan weinig invloed uitoefenen bij het oplossen van storingen’  ‘Het onderhoud aan het netwerk is matig’  ‘Netwerken worden niet altijd tijdig vervangen, waardoor storingen ontstaan’  ‘De prijzen ten aanzien van aan- en afsluiten zijn erg hoog’  ‘Bijkomende kosten voor diensten die geen of weinig meerwaarde hebben, maar waar wel voor betaald moet worden’  ‘Administratie inzake welke mast op welke kast zit is niet op orde’  ‘Verbruik op basis van het systeemvermogen’  ‘Het verbruik op basis van het systeemvermogen op een kast kan meer dan 100% afwijken ten opzichte van het werkelijke verbruik’  ‘Er zijn strakke afspraken nodig’

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

70

Toelichting vraag 24 45% geeft aan dat de installatieverantwoordelijkheid goed geregeld is. Bij 41% is het niet goed geregeld, maar is men er wel mee bezig. Bij 9% is het niet goed geregeld (en is men er niet mee bezig). 5% van de respondenten weet het niet. Opmerkingen van respondenten Er worden onder andere de volgende opmerkingen gemaakt bij deze vraag:  ‘Wij streven ernaar om in 2017 een zorgsysteem elektrische bedrijfsvoering te implementeren.’  ‘Eigen gediplomeerde installatieverantwoordelijke in dienst met een extern deskundige voor heel specifieke zaken.’  ‘We zijn al een tijd van plan dit op te pakken, maar door gebrek aan fte komt het er niet van.’  ‘Wij hopen dit jaar nog het handboek voor installatie verantwoordelijkheid klaar te krijgen.’  ‘Vorig jaar inspectie installaties, vanaf dit jaar een overeenkomst. We hebben wel een achterstand met het op orde brengen van de installaties.’  ‘Externe ingeschakeld.’  ‘Gemeente (secretaris) blijft altijd verantwoordelijk is de mening van de leidinggevenden, dus heeft het geen meerwaarde is haar mening.’  ‘Dit thema wordt zo snel mogelijk besproken en geagendeerd.’

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

71

Hans Nouwens, Netwerk Smart Lighting OVLNL ‘EEN NOODZAKELIJKE VERANDERING IS DAT DE DIGITALISERING IN DE HELE ORGANISATIE GAAT LANDEN’

Het gezegde ‘als een kind in een snoepwinkel’ past bij Hans Nouwens en de Smart City ontwikkeling. Hij heeft een achtergrond in innovatie, change management en ICT bij nationale en internationale organisaties. Naast voorzitter van het OVLNL netwerk Smart Lighting is hij voorzitter van het platform Making Sense for Society van Geonovum. Hij is de initiator van de slimste (binnen)stad verkiezing en heeft daarvoor in de afgelopen jaren veel onderzoek naar Smart Cities gedaan. In 2017 startte hij het programma voor het Nationaal Smart City Living Lab waar hij ook directeur van is. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Er zijn twee belangrijke kansen. De ene kans is om de openbare verlichting duurzamer en goedkoper te maken door toepassing van led en techniek om de verlichting makkelijker te beheren. De andere kans is om de openbare verlichting een nog belangrijkere rol te laten vervullen voor veiligheid, milieu en mobiliteit in de omgeving waar deze mast staat. Dat kan door de mast te gebruiken voor andere functies die opkomen in slimme steden. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Het doorzetten van de slimme-stad-ontwikkeling is nu vaak afhankelijk van een enkele persoon binnen de gemeente. Een noodzakelijke verandering is dat de digitalisering in de hele organisatie gaat landen. Dan zou iemand van milieu bijvoorbeeld aan de OVL-beheerder kunnen vragen om samen te werken door milieusensoren in de lichtmast te plaatsen. Operationele zaken als 24/7 spanning en uitgebreidere veiligheid zijn noodzakelijk, net als oplossingen voor installatieverantwoordelijkheid en het combineren van budgetten. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Er is al een transitie gaande door toepassing van led. Dat de lichtmast andere functionaliteiten gaat krijgen dan alleen verlichting ligt zeer voor de hand. Dus nee, de traditionele lichtmast is over 10 jaar

72

grotendeels veranderd, net als het vak van assetmanager overigens. Dat hoeft niet te betekenen dat alle lichtmasten vervangen zijn. De traditionele lichtmast gaat een upgrade krijgen zodat ook ‘niet-licht’ toepassingen mogelijk zijn. Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Dat is het grote pluspunt: er is een bestaande infrastructuur. Een nieuwe infrastructuur aanleggen is een enorme investering. Het upgraden van de huidige is een veel kleinere investering. Die upgrade is wel nodig, maar dat zijn praktische zaken die technisch redelijk eenvoudig zijn op te lossen binnen de huidige infrastructuur. Als men de upgrade slim aanpakt, bijvoorbeeld in combinatie met andere werkzaamheden, dan zijn de kosten zelfs nog lager. Een visie en slim beleid helpen daarbij. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Voor de verlichting geldt dat bedrijven kunnen zorgen voor betere beheersbaarheid door het gebruik van standaarden. Denk aan protocollen voor data-uitwisseling en het gebruik van standaardelementen zodat leds makkelijk te verwisselen zijn. Ook het bijscholen van personeel wordt nodig, zodat zij de nieuwe technologieën aankunnen. Voor het ‘niet-licht’ gerelateerd gebruik zal het bedrijfsleven veel meer gaan betekenen. Dat zullen andere bedrijven zijn dan waar nu contact mee is vanuit OVL. Door het uitbreiden van het gebruik kan de infrastructuur geld gaan opleveren. Samenwerking, zowel tussen gemeenten onderling als met het bedrijfsleven, is daarbij essentieel net als standaardisatie. Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Dat ligt helemaal aan de cultuur van de gemeente en de middelen die men heeft. Een prachtige kans is dat gemeenten hun vraag gaan combineren en gezamenlijk de noodzakelijke expertise inschakelen om een goede uitvraag te doen in plaats van ieder voor zich. Dus niet afwachten maar samen optrekken. In EU verband zoekt men naar dit soort initiatieven, en daar is ook ondersteuning voor beschikbaar.

‘SAMENWERKING, ZOWEL TUSSEN GEMEENTEN ONDERLING ALS MET HET BEDRIJFSLEVEN, IS ESSENTIEEL’

73

¨

B5. Visie, maatschappelijke thema’s

1

ste plaats:

2

de plaats:

energiebesparing/ CO2-reductie

lichthinder/ lichtvervuiling

77%

52%

materialen kiezen die goed te hergebruiken zijn

herbruikbaar maken armaturen door vernieuwing componenten

20% 64% gebruikt NPR 13201

gebruikt ROVL2011

74

Toelichting vraag 25 Respondenten is gevraagd om aan te geven welke maatschappelijke, bestuurlijke thema’s (naast veiligheid) het meest belangrijk zijn binnen hun organisatie met betrekking tot OVL. Zij moesten het cijfer 1 t/m 8 uitdelen, waarbij 1 het belangrijkst is. Om de grafiek leesbaar te houden is alleen weergegeven hoe de respondenten hun hoogste scores (1ste, 2de en 3de plaats) toekenden. ‘Energiebesparing en reductie CO2 emissie’ scoort het hoogst met 81%. ‘Lichthinder/ lichtvervuiling’ staat op de tweede plaats met 57%. De derde plaats wordt ingenomen door het thema ‘circulariteit, hergebruik van materialen’ met 50%. ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 scoort ‘Circulariteit, hergebruik van materialen’ hoger dan in 2016. Vorig jaar stond het op een gedeelde derde plaats (samen met de ‘beleving van licht’, allebei 40%). In 2017 staat het alleen op de derde plaats met 50% (en scoort de beleving van licht 27%). Verder valt op dat de nummer 1 en 2 hetzelfde zijn gebleven, maar in 2017 allebei minder hoog scoren dan in 2016. Social return en Smart Lighting/Smart City scoren nu hoger dan in 2016.

75

Toelichting vraag 26 Bij deze vraag gaat het om de Energieakkoord-doelstelling ‘20% energiebesparing bij OVL en VRI’s in 2020 ten opzichte van 2013’. 48% van de respondenten geeft aan deze Energiedoelstelling in 2020 te halen. 41% haalt de doelstelling niet. De belangrijkste reden hiervoor is veel besparing vóór 2013 (24%). Bij 10% lukt het niet vanwege uitbreiding van het areaal, bij 7% zijn er andere redenen. Opmerkingen van respondenten  ‘Ik denk dat we er aardig bij in de buurt komen. In 2018 komt meer budget beschikbaar voor vervangingen en maken we grote stappen. Eerst om de SOX verlichting uit te faseren, daarna om andere verouderde armaturen aan te pakken.’  ‘We zijn een gemeente met veel PLL lampen en minimum aan SOX/TL lampen. Zover het nu staat wordt, indien voldoende wordt meegelift met integrale vervangingsprojecten, de doelstelling voor 2020 behaald.’  ‘De doelstelling 2020 wordt rond 2023 gehaald. De doelstelling 2030 wordt rond 2025 gehaald.’  ‘Combinatie van factoren waardoor ik verwacht dat het niet gehaald wordt: relatief energiezuinig areaal, uitbreiding areaal, weinig vervanging.’  ‘Dit is wel het streven, maar door Koploperschap en besparingen vóór 2013 is dit een uitdaging.’ ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2016 en 2017 zijn vrijwel identiek.

76

Toelichting vraag 27 In de tabel hieronder staat de volledige vraag + de antwoorden die erbij horen + de scores in procenten (gerangschikt van hoog naar laag). Voor de volledigheid zijn de scores van dit jaar en vorig jaar naast elkaar gezet. De respondenten mochten maximaal drie dingen aanvinken. Het kiezen van materialen die goed te hergebruiken zijn scoort ook dit jaar het hoogst. Een markt voor tweedehands armaturen vinden de respondenten, net als in 2016, het minst interessant. Hieronder staan enkele zaken die kunnen bijdragen aan circulariteit/hergebruik van grondstoffen. Welke drie vindt u het meest interessant voor uw vakgebied? 1. Materialen kiezen die goed te hergebruiken zijn 2. Herbruikbaar maken van armaturen door vernieuwing componenten 3. Uitwisselbaar maken van kritische elementen tussen meerdere fabricaten 4. Verkleinen van transportafstanden (bijv. product uit Nederland i.p.v. ver weg) 5. Vastleggen van retourstromen 6. Tweedehands markt voor armaturen

2017

2016

77% 52% 43% 35% 28% 7%

77% 59% 51% 27% 22% 12%

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten verschillen weinig met die van 2016. Nummer 2, 3 en 6 scoren dit jaar wat minder dan in 2016. Nummer 4 en 5 scoren dit jaar iets hoger dan in 2016.

77

Toelichting vraag 28 In 2017 is de nieuwe NPR 13201 in werking getreden. Deze vraag heeft daarom meer antwoordopties dan vorig jaar. 20% van de respondenten gebruikt de nieuwe NPR. Een meerderheid, namelijk 64%, maakt gebruik van de ROVL2011. De meesten kiezen ervoor om deze als richtlijn te gebruiken, waarbij afwijkingen regelmatig voorkomen. Opmerkingen van respondenten  ‘De basis is de ROVL 2011, waarbij de gelijkmatigheid en de gemiddelde verlichtingssterkte ca. 30% hoger dienen te zijn. De verlichtingssterkte wordt na 23.00 tot 07.00 gedimd tot ca. 50 a 60%.’  ‘Wij passen maximaal 75% van de lichtintensiteiten van de ROVL2011 toe, dit is vastgelegd in beleid.’  ‘Tot 21:00 willen wij voldoen aan de ROVL2011. Daarna gaan we op 50% verder zijn er routes die dynamisch worden verlicht. De nieuwe NPR wordt niet gehanteerd.’  ‘We proberen wel aan de NPR 13201 te voldoen maar dit lukt vaak niet.’ ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2016 koos 59% voor ROVL2011 als richtlijn, 25% voor strikte toepassing en had 15% eigen beleid. Omdat er in 2017 meer antwoordopties zijn, is het lastig om een vergelijking te maken. Wel is duidelijk dat zowel in 2016 als in 2017 circa 2/3 van de respondenten kiest voor het gebruik van ROVL/NPR als richtlijn. Circa 1/3 kiest voor een strikte toepassing.

78

Toelichting vraag 29 De volledige stellingen uit deze vraag zijn: 1.

2.

3.

Het verlichten van fietsroutes buiten de bebouwde omgeving draagt bij aan de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid. Het is daarom goed om deze fietspaden te verlichten, zeker als burgers daar om vragen. Het verlichten van fietsroutes buiten de bebouwde omgeving kan schijnveiligheid geven. Bovendien zijn er ’s avonds vaak weinig fietsers. Het is daarom goed om fietspaden buiten de bebouwde omgeving niet te verlichten. Het verlichten van fietspaden buiten de bebouwde omgeving dient niet vanzelfsprekend te zijn. Alleen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als sprake is van een veelgebruikte hoofdfietsroute met een verkeersfunctie, is het goed om deze fietspaden te verlichten.

Een ruime meerderheid, namelijk 76% van de respondenten, kiest voor stelling 3: alleen verlichten in uitzonderlijke gevallen. 13% kiest voor niet verlichten, 9% voor wel verlichten. Opmerkingen van respondenten Meerdere respondenten geven aan te kiezen voor ‘vraaggestuurd’ verlichten met behulp van sensoren. Ofwel: dynamische verlichting op maat.

__________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2016 en 2017 zijn vrijwel identiek.

79

Toelichting vraag 30 De volledige vraag luidt: ‘Op welke manier(en) worden burgers door uw organisatie betrokken bij belangrijke wijzigingen inzake OVL (vernieuwing/wijziging areaal, nieuw beleid)?’ Men kon bij deze vraag meerdere antwoorden aanvinken:      

Burgers worden geïnformeerd over belangrijke wijzigingen d.m.v. website, krant, infobrieven, bijeenkomsten Burgers kunnen hun mening geven d.m.v. belevingsonderzoeken, opiniepeilingen, inspraakavonden Burgers worden actief betrokken en/of mogen meebeslissen Burgers worden niet betrokken, in de toekomst willen we dit wel gaan doen Burgers worden niet betrokken, we hebben hier geen plannen voor Weet ik niet

Iets meer dan de helft van de respondenten informeert haar burgers over belangrijke wijzigingen op het gebied van OVL. Bij 39% kunnen de burgers hun mening geven. ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 Er is een gering verschil tussen de uitkomsten van 2017 en 2016. Het grootste verschil is dat in 2017 18% van de respondenten aangeeft dat burgers actief worden betrokken en/of mogen meebeslissen. In 2016 was dit 23%.

80

Leo Stronks en Rik van Reekum, De Kanteling ‘DE ONTWIKKELING EN REALISATIE VAN SMART LIGHTING/SMART CITY VERGT REGIE VAN PUBLIEK-PRIVATE SAMENWERKINGEN’

Stichting De Kanteling is een burgerinitiatief, gericht op verduurzaming van (voorzieningen in) de Zutphense gemeenschap. De Kanteling heeft een pilot voor een nieuw te ontwerpen slimme lichtmast bedacht en inmiddels gerealiseerd met medewerkers van de gemeente Zutphen. In dit project is expertise van enkele Kantelaars gecombineerd met het betrekken van buurtbewoners bij de ontwikkeling van het ontwerp (co-creatie). Leo is sinds 4 jaar voorzitter van stichting De Kanteling. Hij heeft jaren een eigen onderneming gerund in houtbewerking, het produceren van gelijmde gebogen houten constructies en is betrokken bij vele initiatieven die als kenmerk duurzaamheid dragen. Rik is sinds 2017 bestuurslid en penningmeester van stichting De Kanteling. Hij is gespecialiseerd in innovatie en ondernemerschap en was een van de oprichters van ‘Zutphen naar Olympisch Niveau’, een burgerinitiatief voor meer dynamiek en nieuwe bedrijvigheid in Zutphen. Daar is De Kanteling uit voortgekomen.

Wat zien jullie als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Wij zien Smart Lighting als een infrastructuur voor Smart City. Het leent zich – naast op-maat verlichting van de openbare ruimte – voor allerlei verschillende informatiefuncties. Deze kunnen communicatie (public wifi), logistiek, veiligheid, toerisme, gepersonaliseerde retail marketing, parkeren en dergelijke ondersteunen. Daarnaast kun je denken aan bijvoorbeeld de elektriciteits-voorziening voor voertuigen (opladen). Dit genereert mogelijke businessmodellen, die een veelheid van partijen aan een innovatie koppelt. Alleen daarom al moet deze innovatie modulair worden opgebouwd. Qua techniek, maar ook lokaal qua realisatievermogen en financiering. Wat zien jullie als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? De ontwikkeling en realisatie van Smart Lighting/Smart City vergt regie van publiek-private samenwerkingen. Deze samenwerkingen kunnen behoorlijk complex worden en daarmee

81

organisatierisico’s met zich meebrengen. Een gefaseerde ontwikkeling zal dergelijke risico’s moeten gaan beperken. En het veranderingsproces realiseerbaar maken. Onze eerste ervaringen met de gemeente leren dat burgerparticipatie, ook op dit vlak, nog het nodige omdenken vergt binnen het ambtenarenapparaat. Het gaat daarbij om de omslag van aanbesteding (onderschikking) naar samenwerking (nevenschikking). Denken jullie dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Ongetwijfeld zullen er over tien jaar nog vele gemeenten en regio’s bestaan waar de huidige lichtmasten te bewonderen zijn. Maar vooruitstrevende gemeenten zullen daar veel intelligentere masten voor in de plaats hebben gezet, die hopelijk ook wat betreft materiaalgebruik een stuk duurzamer zijn. Kansen zullen ook gezocht moeten worden in de private hoek, bij particulieren en bedrijven, semioverheid, onderwijsinstellingen, enzovoort. Als deze organisaties dergelijke innovaties gaan toepassen, dan zal de overheid veel makkelijker kunnen volgen. Denken jullie dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Nee, het huidige systeem is te veel gekoppeld aan grote partijen die grote belangen verdedigen en niet tot disruptieve innovaties willen overgaan. De winstcapaciteit wordt ingezet voor bestuurders, managers en aandeelhouders en niet of veel te weinig voor doorlopende innovatie. Wat de infrastructuur betreft, is zowel een elektrisch netwerk (centrale voeding en distributie), als een verzameling elektrisch zelfvoorzienend werkende masten (als decentrale oplossing waarin onderling wel gecommuniceerd wordt) mogelijk. Het combineren van alle mogelijke functies zal in ieder geval technische aanpassing van de huidige infrastructuur vergen. Maar biedt dan ook mogelijkheden voor nieuwe inkomstenstromen. Wat is volgens jullie de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Niet uitsluitend vanuit de eigen commerciële doelen een product ontwikkelen en commercialiseren, maar het lef hebben samen te werken in kennisontwikkeling met universiteiten, onderzoekscentra en overheden (open innovatie). Een tweede punt is dat de huidige duurzaamheidsuitgangspunten een consequente vergelijking geeft tussen appels en peren. Werk toe in gezamenlijkheid naar parameters die eenduidig te vergelijken zijn en troef elkaar niet af op de duurzaamheid van het denken uit het verleden. Werk met LCA en LCC (Life Cycle Assessment en Life Cycle Costing). Zet deze begrippen consequent in voor afwegingen die grote toekomstige ontwikkelingen ondersteunen. Zouden gemeenten a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? De belangrijkste taak van de gemeente hierin is om te durven loslaten en nieuwe ontwikkelingen in bovengenoemde gezamenlijkheid uit te proberen. Dus, ook fouten durven maken. Het gaat onder andere over de vraag van de verantwoordelijkheid. De gemeente zou toezicht moeten houden op veiligheid en doelmatigheid van ingezette apparatuur alsook op de ontwikkeling in duurzaamheid op lokale schaal. Deze stimulans kan grote invloed hebben op lokale partijen om zich in te zetten voor nieuwe ontwikkelingen en innovaties. Geef vertrouwen en laten we fouten maken en vooral daarvan leren. Beheerst en begeleid. Alleen dan zullen we ontwikkelingssnelheid maken. Dat willen we toch?

‘DE BELANGRIJKSTE TAAK VAN DE GEMEENTE IS OM TE DURVEN LOSLATEN EN NIEUWE ONTWIKKELINGEN IN GEZAMENLIJKHEID UIT TE PROBEREN’

82

¨

B6. Led-verlichting

88% 84% led = belangrijke technische ontwikkeling

geen belemmeringen bij overstap naar led

91%

76%

aankoop nieuwe verlichting is (vrijwel) geheel led

minder dan een kwart van de huidige OVL is led

38% 40% heeft retrofit-led

vindt retrofit geen goede oplossing, heeft het daarom niet

83

Toelichting vraag 31 Bij deze vraag mochten respondenten maximaal drie dingen aanvinken. Led staat met stip op één als belangrijkste technische ontwikkeling. Schakelen/dimmen komt op de tweede plaats, gevolgd door elektrische veiligheid.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 scoort Smart Lighting/Smart City 35%. In 2016 was dit nog maar 14%. Eigen net scoort dit jaar 14%. In 2016 was dat 8%. Dit zijn de twee belangrijkste verschuivingen. De top 4 is in 2017 en 2016 hetzelfde.

84

Toelichting vraag 32 In 2016 scoorden de antwoordkeuzes ‘0-10%’ en ’11-25% van de verlichting is voorzien van led’ heel hoog. Om een duidelijker beeld te krijgen is ervoor gekozen de antwoordkeuzes dit jaar te verfijnen: 0-5%, 6-10%, 11-15% en 16-25%. In de tabel hieronder staan de scores in procenten. Voor de volledigheid zijn de scores van dit jaar en vorig jaar naast elkaar gezet. Hoeveel procent van uw OVL is voorzien van led?

2017

2016

76-100% 51-75% 26-50% 16-25% 11-15% 6-10% 0-5% Weet ik niet

2% 5% 14% 25% 23% 11% 17% 2%

1% 2% 11% 49% 36% 1%

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 heeft 76% van de respondenten minder dan 25% led. In 2016 was dit nog 85%. In 2017 heeft 7% van de respondenten 50 tot 100% led. In 2016 was dit 3%.

85

Toelichting vraag 33 In 2016 scoorde de antwoordkeuze ’81 tot 100% van de nieuwe verlichting is led’ heel hoog. Om een duidelijker beeld te krijgen is ervoor gekozen deze antwoordkeuze dit jaar te verfijnen: 81-90% en 91-100%. In de tabel hieronder staan de scores in procenten. Voor de volledigheid zijn de scores van dit jaar en vorig jaar naast elkaar gezet. Bij een grote meerderheid, namelijk 91% van de respondenten, is 91 tot 100% van de nieuwe verlichting led. Hoeveel van de nieuwe verlichting die u aanschaft is led? 91-100% 81-90% 61-80% 41-60% 0-40% Weet ik niet

2017 91 6 1 0 1 0

2016 88% 6% 4% 1% 1%

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 is een nog groter percentage van alle openbare verlichting die wordt aangeschaft ledverlichting. In 2016 gaf 88% van de respondenten aan dat 81 tot 100% van de nieuwe verlichting led is. In 2017 is dit 97%.

86

Toelichting vraag 34 Een ruime meerderheid van 84% van de respondenten geeft aan dat er in zijn/haar organisatie geen belemmeringen zijn bij de overstap naar led. 10% noemt de kosten een belemmering, 4% de betrouwbaarheid en 2% de lichtkwaliteit. Opmerkingen van respondenten Als andere belemmingen worden genoemd:  Langlopende contracten  Realisatiekosten, fte's  UAVgc contracten, hierin ligt de keuze voor wel of niet led bij de opdrachtnemer en de opdrachtnemer kiest de goedkoopste oplossing ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 Er is een gering verschil tussen de uitkomsten van 2017 en 2016. In 2017 geeft 84% van de respondenten aan geen belemmeringen te ervaren. In 2016 was dit 79%. In 2017 vindt 10% de kosten een belemmering. In 2016 was dit 15%.

87

Toelichting vraag 35 40% van de respondenten heeft geen retrofit-led omdat men dit geen goede oplossing vindt. 38% heeft wel retrofit, 28% omdat men dit (op sommige plaatsen) een goede oplossing vindt en 10% vanwege kostenoverwegingen en/of het halen van energiedoelstellingen. 17% heeft geen retrofit, maar dit komt mogelijk nog in de toekomst. 5% weet het niet of heeft geen mening. Opmerkingen van respondenten  ‘Prima oplossing voor levensverlenging van armaturen en als tussenoplossing voor armaturen die nog niet afgeschreven zijn.’  ‘Beperkt zich tot enkele lampsoorten zoals PLT met weinig branduren. Aandeel in areaal enkele %.’  ‘Niet retrofit-LED-lampen, maar complete binnenwerken vervangen.’  ‘Er is een test uitgevoerd, maar niet tevreden over het resultaat.’

___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

88

Ruben van Bochove, Nobralux ‘DE GROOTSTE BEDREIGING BESTAAT UIT HET NIET ACCEPTEREN VAN DE VERANDERINGEN DIE NODIG ZIJN OM ZAKEN VAN DE GROND TE KRIJGEN’

Ruben van Bochove is verantwoordelijk voor Vestiging West en Innovatie (inclusief IT) bij Nobralux. Hij is betrokken bij Smart Lighting en Smart City vanaf het moment dat de eerste producten hun intreden deden bij OVL. Projecten waarbij hij betrokken is/was zijn onder andere de eerste implementatie van ALiS op het Havenspoorpad in Rotterdam en Smart City aan lichtmasten op het bedrijvengebied Zichtenburg Kerketuinen Dekkershoek (ZKD) in Den Haag. Ruben is actief lid van de stuurgroep Smart Lighting van OVLNL en adviseur/trainer voor het Referentiemodel Smart Lighting (TU/e). Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Wat Smart Lighting betreft zie ik allerlei mogelijkheden: optimalisatie van de onderhoudsprocessen, licht aanbieden dat past bij de situatie, niet alleen qua niveau maar ook qua sfeer/stemming/invloed op gedrag, licht als een geleiding van activiteit, bijvoorbeeld geleiding van de hulpdiensten, maar ook bij evenementen en nog meer. Voor Smart City zijn de kansen enorm, ik denk dat dit een enorme bijdrage kan bieden aan het verbeteren van ons leven in het algemeen! Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? De grootste bedreiging bestaat uit het niet accepteren van de veranderingen die nodig zijn om zaken van de grond te krijgen. Dat geldt voor zowel Smart Lighting als Smart City. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Ik houd niet zo van het woord ‘traditioneel’, dat impliceert dat het achterhaald is. Ik gebruik liever het woord ‘normaal’. En ja, deze zullen er nog steeds zijn. Lichtmasten en armaturen gaan lang mee en we zetten nog dagelijks normale lichtmasten neer. Ik denk wel dat we tegen die tijd geen discussie meer hebben over het wel of niet toepassen van Smart Lighting bij vervangingen of nieuwbouw.

89

Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Dat is een moeilijke vraag omdat het afhangt van de hoeveelheid data die verwerkt moet kunnen worden. Zolang het mogelijk is om zaken via 4G/5G te transporteren zeg ik ja, mits de lichtmast continu onder spanning staat. Ik sluit hierbij laden van elektrische voertuigen uit. Dat moet echt via een separate aansluiting op het laagspanningsnetwerk (net als een huisaansluiting), natuurlijk wel gecombineerd met een lichtmast. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Doorontwikkelen en samenwerken. Ik ben ervan overtuigd dat samenwerken de enige manier is om tot een goed resultaat te komen. Wat ons bedrijf betreft, wij blijven doen waar we goed in zijn: het beheren van objecten in de buitenruimte (slim of niet) en onafhankelijk adviseren hierover. Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? De markt wordt alleen gestimuleerd als de overheid producten/diensten afneemt en financieel meehelpt bij ontwikkelingen. Daarnaast hebben we goede resultaten nodig, zodat mensen overtuigd raken van het nut van al deze ontwikkelen. Alleen dan trekken we mensen over de streep. De overheid kan geen regie nemen: ze kunnen zelf geen producten ontwikkelen, daar zijn bedrijven voor nodig. Als specifieke bedrijven gefinancierd worden door de overheid, is er sprake van oneigenlijke concurrentie, dat zou oneerlijk zijn. De overheid hoeft ook niet in de schoenen van de markt te staan. Als bedrijven kansen krijgen, dan komt de ontwikkeling vanzelf. Met andere woorden: faciliteren, faciliteren en nogmaals faciliteren!

‘IK BEN ERVAN OVERTUIGD DAT SAMENWERKEN DE ENIGE MANIER IS OM TOT EEN GOED RESULTAAT TE KOMEN’

90

¨

B7. Overige technische ontwikkelingen

62% 43% schakelen/dimmen = belangrijke technische ontwikkeling

past dimmen toe bij minder dan 10% van de OVL

28% 62% Smart City/Smart Lighting is grote kans

Smart City/Smart Lighting wordt overschat

54% 49% standaardisatie afspreken bij aansturing lastig te regelen

omzetten naar permanente voeding lastig te regelen

91

Toelichting vraag 36 In 2016 scoorde de antwoordkeuze ‘0-10% van de verlichting wordt gedimd’ heel hoog. Om een duidelijker beeld te krijgen is ervoor gekozen deze antwoordkeuze dit jaar te verfijnen: 0-5% en 6-10%. Er zijn grote verschillen als het gaat om dimmen. Bij een meerderheid van de respondenten (58%) wordt minder dan 25% van de OVL gedimd. Bij 41% van de respondenten wordt er meer dan 25% van de OVL gedimd. In de tabel hieronder staan de scores in procenten. Hoeveel procent van uw OVL wordt (op bepaalde tijden) gedimd?

2017

2016

75-100% 50-75% 25-50% 10-25% 6-10% 0-5% Weet ik niet

4% 11% 26% 15% 23% 20% 1%

7% 12% 16% 23% 37% 5%

Opmerkingen van respondenten  ‘Omdat nog meer dan de helft van onze verlichting SOX is zetten we nu in op de overgang naar led en wordt dimmen mogelijk iets voor de toekomst.’  ‘Al onze nieuwe armaturen zijn dimbaar, maar we dimmen pas op enkele wegen. We verlichten beperkt, alleen waar wegen elkaar kruisen, rotondes, tunnels en onderdoorgangen. Juist hier is altijd licht nodig.’ ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 scoren sommige antwoorden hoger en sommige lager dan in 2016. Bij deze verschuivingen is geen duidelijke lijn zichtbaar. Het is moeilijk om te bepalen of er in 2017 meer of minder gedimd wordt dan in 2016.

92

Toelichting vraag 37 In 2016 scoorde de antwoordkeuze ‘0-10% wordt ’s nachts uitgeschakeld’ heel hoog. Om een duidelijker beeld te krijgen is ervoor gekozen deze antwoordkeuze dit jaar te verfijnen: 0-5% en 6-10%. Het overgrote deel van de respondenten, namelijk 74%, geeft aan dat er nachts (vrijwel) geen OVL (0-5%) wordt uitgeschakeld. 4% geeft aan dat 6 tot 10% wordt uitgeschakeld en 6% dat 11 tot 25% van de OVL uitgeschakeld wordt. 6% meldt dat dit 25 tot 50% van de OVL is. Bij 1 respondent wordt ’s nachts 51 tot 75% van de OVL uitgeschakeld. Opmerkingen van respondenten  ‘Geen OVL uitgeschakeld. Gelijkmatigheid is voor onze gemeente erg belangrijk, daarom zal dimmen en zelfs dynamisch dimmen steeds belangrijker worden.’  ‘Het college heeft geprobeerd het licht op sommige plaatsen uit te doen, maar dit stuitte op veel verzet.’  ‘Avond-nacht schakelingen komen bij ons nog voor. We stappen hier van af en kiezen dan voor dimmen.’  ‘Uitschakelen komt incidenteel voor uit overwegingen van milieu en natuur.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2016 en 2017 zijn vrijwel identiek.

93

Toelichting vraag 38 De volledige vraag luidt: ‘Welke zaken die elektriciteit vragen via het netwerk van OVL zijn bij uw organisatie op dit moment gekoppeld aan de OVL-installatie naast bewegwijzering en verkeersborden?’ De respondenten konden meerdere zaken aanvinken. 62% geeft aan dat er ‘stand alone’ reclame en/of abri’s aan de OVL gekoppeld zijn. Bij 59% van de respondenten zijn er lichtreclamebakken aan gekoppeld. Lichtgerelateerde sensoren (bijvoorbeeld bewegingsdetectie) en camera’s scoren allebei 19%. Bij ‘anders’ noemt men onder andere: achterpadverlichting van woningbouwvereniging, pompgemalen, feestverlichting, infoborden voor aangeven van beschikbare parkeerplaatsen, schijnwerpers kerken, stadsplattegronden, kunstwerken, systemen om verkeersgegevens te krijgen en DRIS (Dynamisch Reizigers Informatie Systeem). _________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 scoort ‘stand alone reclame en/of abri’s’ het hoogst. In 2016 scoorde de lichtmastreclame het hoogst. Het verschil is echter klein. Laadpunten voor elektrische auto’s scoorde in 2016 3%. In 2017 is dat 7%.

94

Toelichting vraag 39 De respondenten konden bij deze vraag kiezen tussen twee stellingen: 1.

2.

Ik zie Smart Lighting als een grote kans. Door sensoren aan lichtmasten te verbinden kunnen we veel informatie binnenhalen. Dit maakt het mogelijk beter te sturen en zo de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Smart Lighting heeft mogelijkheden, maar ik denk dat het allemaal wat overschat wordt. Het is een techniek die ver weg staat van de organisatie waar ik werk en nog verder van de mensen op straat.

28% kiest voor stelling 1 en ziet Smart Lighting/Smart City als een grote kans. 62% denkt dat het allemaal wat overschat wordt. 10% weet het niet of heeft geen mening. Opmerkingen van respondenten  ‘Vooraf dient de (installatie)verantwoordelijkheid omtrent apparatuur aangesloten op de OVL, dat dus hiermee onderdeel van de OVL wordt, goed te worden uitgezocht (taak IGOV) en geborgd.  ‘Het is al een uitdaging om het dynamisch systeem goed te krijgen.’  ‘Smart City is vooral voor commerciële partijen interessant.’  ‘Nog niet iedereen herkent en is zich bewust van de mogelijkheden.’  ‘Smart Lighting ontwikkelt zich snel en de versies volgen elkaar snel op. Dit is lastig om een systeem te kiezen dat lang mee gaat c.q. over die tijd ondersteuning heeft.‘ ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 kiest een meerderheid van de respondenten voor stelling 2. In 2016 waren de meningen meer verdeeld. Toen scoorden stelling 1 en 2 elk 40%. In 2016 had 20% geen mening. Dat is nu 10%.

95

Toelichting vraag 40 De respondenten konden kiezen tussen twee stellingen: 1. 2.

Mijn grootste zorg bij Smart Lighting is de techniek: hoe kunnen we alles zo regelen dat het goed werkt, dat netwerken niet overbelast raken en dat het gegevens oplevert die bruikbaar zijn. Mijn grootste zorg bij Smart Lighting is de ethiek: hoe waarborgen we privacy van burgers en wie wordt eigenaar van de vergaarde gegevens.

48% van de respondenten heeft de meeste zorgen over de technische aspecten, 26% maakt zich het meest zorgen over de ethische aspecten. Opmerkingen van respondenten Andere zorgen van de respondenten zijn:  het beheer van de gehele keten (wie is verantwoordelijk voor het geheel van samengestelde delen)  het kostenaspect  het eigendom van de verweven installaties  combinatie van beide factoren ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 maken meer respondenten zich zorgen over de techniek én maken meer respondenten zich zorgen over de ethiek. Er zijn minder mensen die kiezen voor ‘geen mening/weet ik niet, namelijk 20%. In 2016 koos 33% dit antwoord.

96

Toelichting vraag 41 Bij deze vraag konden respondenten meerdere antwoorden aanvinken. In de tabel hieronder is de volledige vraag + antwoorden weergegeven. Meer dan de helft van de respondenten denkt dat het moeilijk wordt om standaardisatie te regelen. Ook bij de omzetting naar permanente voeding en bij het beschikbaar krijgen van budgetten voor onderhoud verwacht men hindernissen. Het koppelen van elektronica aan de lichtmast in het kader van Smart Lighting/Smart City vraagt om aanpasssingen van de huidige infrastructuur. Kunt u aangeven van welke onderdelen u denkt dat het moeilijk wordt om die te regelen? Standaardisatie afspreken voor aansturing (zoals ALiS protocol) zodat er apparatuur van meerdere leveranciers gebruikt kan worden Omzetten van geschakelde naar permanente voeding Budgetten beschikbaar krijgen voor het onderhoud van de nieuwe apparatuur Beheersystemen aanpassen om ook de nieuwe attributen in te kunnen voeren Toepassingen bedenken waarvoor het nodig is om sensoren in lichtmasten te monteren Anders Weet ik niet/geen mening

54% 49% 40% 28% 19% 15% 10%

Opmerkingen van respondenten Andere zaken waarvan men verwacht dat het moeilijk is om ze te regelen zijn onder andere:  het goed vastleggen van eigendom en verantwoordelijkheden  installatieverantwoordelijkheid  onderlinge communicatie tussen de verschillende beheerfacetten. ___________________________________________________________________________ Deze vraag is nieuw in de enquête, een vergelijking met vorig jaar is dus niet mogelijk.

97

Toelichting vraag 42 De respondenten konden kiezen tussen drie beschrijvingen: 1. 2. 3.

We zijn graag koploper als het gaat om nieuwe technische ontwikkelingen en durven te experimenteren. Nieuwe technische ontwikkelingen volgen we op de voet, als we de mogelijkheid zien proberen we ze toe te passen. We volgen nieuwe technische ontwikkelingen van een afstand, pas als een techniek zich bewezen heeft kiezen we voor toepassen ervan.

12% vindt de eigen organisatie een koploper, 62% volgt nieuwe technische ontwikkelingen op de voet en 25% volgt van een afstand.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 Er is een gering verschil tussen de uitkomsten van 2017 en 2016. In 2017 noemt 62% zich een opde-voet-volger. In 2016 was dit 58%. In 2017 volgt 25% de ontwikkelingen van een afstand, vorig jaar was dat 30%.

98

Toelichting vraag 43 Deze vraag gaat over de relatie tussen overheden en marktpartijen op het gebied van OVL. De respondenten konden kiezen tussen drie stellingen: 1.

2.

3.

Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar wezenlijk zal veranderen. Overheden zullen meer een regierol nemen, marktpartijen gaan steeds meer taken uitvoeren. Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar wezenlijk zal veranderen. Er komt meer samenwerking, waarbij samen gewerkt wordt aan belangrijke innovaties (co-creatie). Ik denk dat de verhouding tussen overheden en marktpartijen de komende vijf jaar niet wezenlijk zal veranderen.

De respondenten zijn verdeeld: 36% kiest voor stelling 1, 35% stelling 2 en 27% stelling 3. Opmerkingen van respondenten  ‘Belangrijk is dat de kennis binnen de overheid gewaarborgd blijft. Zonder kennis ben je aan de marktpartijen overgeleverd, waardoor er van alles mis zal gaan…’  ‘Er zal tijdelijk een verdere regiefunctie ingevoerd worden, maar dit stopt. Men zal terugkeren op zelf uitvoeren.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 Ook in 2016 waren de meningen sterk verdeeld. Toen koos 32% voor stelling 1, 33% voor stelling 2 en 30% voor stelling 3.

99

Hans Savelkouls, gemeente Houten ‘OOK ONZE INWONERS ZIJN SENSOREN. ZIJ KUNNEN VAN ALLES SIGNALEREN EN MELDEN’

Hans Savelkouls werkt sinds 2009 voor de gemeente Houten. Als projectleider openbare ruimte is hij verantwoordelijk voor de openbare verlichting. Daarvoor werkte hij zo’n vijftien jaar in het bedrijfsleven bij een aantal elektrotechnische en multidisciplinaire installateurs. Zijn opleiding is HBO Elektrotechnische installatie techniek. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Internet of Things heeft oneindig veel mogelijkheden. Dit kan zeker kansen bieden binnen een Smart City concept. Dit is zowel een kans als een bedreiging. Wat willen we eigenlijk met een Smart City bereiken? Op dit moment beschikt een gemeente al over veel data door ervaringen van medewerkers. Als er bijvoorbeeld een prullenbak geleegd wordt, dan is de medewerker die dit doet ook de oren en ogen van de gemeente. Hij of zij kan meerdere signalen oppikken en vervolgens acties uitzetten. Ook onze inwoners zijn sensoren. Zij kunnen van alles signaleren en melden. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Grootste bedreiging bij Smart City is volgens mij het beheren en beveiligen van de verzamelde data. Continu meten = continu data krijgen. Wie wordt daar de eigenaar van? Open Source is een mooi goed, maar kan ook worden misbruikt. Bovendien kost Smart Lighting/Smart City een hoop extra energie en inspanning. Extra elektronica aan of op openbare verlichting maakt het storingsgevoelig. Het onderhoud wordt er ook veel ingewikkelder door, dat wordt iets van ICT-experts. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Ik verwacht niet dat alle lichtmasten binnen een gemeente onderdeel gaan uitmaken van een Smart City concept. Hierdoor zal mijn inziens de traditionele lichtmast niet geheel verdwijnen. Wel zal de huidige infrastructuur tekort schieten, waardoor een sneller netwerk gerealiseerd moet worden. Licht wordt daarbij een onderdeel van het Smart City concept. Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Ik verwacht dat het aansturen van Smart Lighting grotendeels kan binnen de bestaande infrastructuur. Voor Smart City, met meer sensoren en dergelijke, verwacht ik dat de bestaande infrastructuur voor wat betreft locaties van lichtmasten voldoende mogelijkheden heeft. Echter voor het verzenden van data en mogelijk zendmasten verwacht ik dat er nog geïnvesteerd moet worden in een hoogwaardig netwerk. 100

Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Wat mij betreft hoeft Smart Lighting niet in de volle omvang van het areaal binnen de gemeente. Dit vanwege de kosten, de kwetsbaarheid en de beperkte energiebesparing die het oplevert bij lage vermogens. Op locaties waarbij flora en fauna baat hebben bij Smart Lighting zie ik potentie. Ik verwacht dat Smart City wordt uitgerold waar er vraag is of wordt gecreëerd. De complexiteit van data verzamelen en doorsturen is veel te groot voor de beheerder van de openbare verlichting binnen een gemeente. Ik ben dan ook van mening dat de vraag en het uitrollen niet vanuit de kant van openbare verlichting moet komen, maar vanuit de markt. Het verzamelen van dynamische (data)gegevens en een stuk beleving moeten onderdeel worden van een vraag die eventueel door marktpartijen gecreëerd moet worden. Daarbij hoort wel een visie en een doel, die vanuit de politiek moet worden gevoed. Het zomaar even praktisch uitrollen van Smart City binnen een gemeente kan volgens mij niet de bedoeling zijn. Maar ik heb niets tegen een pilot om de technieken uit te proberen. Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Ik ben van mening dat een gemeente bij dit alles actief moet bewegen, echter wel met voldoende maatschappelijk verantwoordelijkheid. Actief meewerken aan een goed doordacht concept binnen een aantal vastgestelde kaders, waarbij veiligheid voorop staat, is mijn inziens voor de gemeente een must.

‘HET ZOMAAR EVEN PRAKTISCH UITROLLEN VAN SMART CITY BINNEN EEN GEMEENTE KAN VOLGENS MIJ NIET DE BEDOELING ZIJN’

101

¨

B8. Aanbesteding

68%

16%

kiest voor aanbesteden op waarde

kiest voor laagste prijs

43% 36% voldoende kennis voor aanbesteden op waarde

kennis schiet soms wat te kort bij aanbesteden op waarde

49% 42% controleert nauwkeurig wat er geleverd wordt

controleert globaal wat er geleverd wordt

102

Toelichting vraag 44 Een ruime meerderheid, namelijk 68%, geeft aan dat men in het algemeen kiest voor aanbesteden op waarde. De laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit en de laagste prijs scoren allebei 16%. Opmerkingen van respondenten  ‘Ligt aan de aanbestedingsproces en de contractvorm. vb. meervoudig onderhands RAW bestek kan het best op laagste prijs. De selecties zijn al gemaakt in proces "keuze wie uit te nodigen en waarom". In contract staat precies beschreven wat je wilt.’  ‘Wij zijn via inkoop verplicht om via RAW bestekken aan te besteden. Voordeel, je kunt alles wat je wilt als voorwaarde in de posten opnemen en daarmee de kwaliteit borgen. De aannemer hoeft dat alleen te rekenen met de laagst mogelijke prijs. Nadeel, je moet wel zorgen dat de te leveren materialen opgelegd kunnen worden door gelijkwaardig goed te omschrijven.’  ‘Geen EMVI omdat de meeste criteria als eis zijn opgenomen.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2017 en 2016 zijn nagenoeg gelijk. In 2017 scoort de beste prijs-kwaliteit-verhouding enkele procenten meer. Deze procenten komen van de categorie ‘weet ik niet’. Die scoorde 5% in 2016 en dit jaar 0%.

103

Toelichting vraag 45 Aanbesteden op waarde (beste prijs-kwaliteitverhouding) vraagt om kennis aan de kant van de opdrachtgever. Aan de respondenten is gevraagd in welke van de onderstaande stellingen men zich het beste kan vinden: 1. 2. 3.

Mijn organisatie heeft ruim voldoende kennis en expertise in huis om goed te kunnen aanbesteden op waarde. Aanbesteden op waarde is een lastige klus. Soms merken we dat onze kennis en expertise net wat te kort schieten. Aanbesteden op waarde is voor ons lastig. Er wordt kennis en expertise gevraagd die we zelf niet in huis hebben.

43% is van mening dat er bij de eigen organisatie ruim voldoende kennis en expertise in huis is om goed te kunnen aanbesteden op waarde. 36% kiest voor stelling 2, 19% voor stelling 3.

Opmerkingen van respondenten  ‘We hebben ruim voldoende kennis en ervaring, maar kost heel veel tijd en verdediging. Vandaar zoveel mogelijk op laagste prijs en kwaliteit goed beschrijven.’  ‘Aanbesteden op waarde is lastig. OVL wordt niet apart aanbesteed, maar is onderdeel van het werk. De beoordeling gebeurt door mensen met civiele achtergrond, voor wie OVL maar een stelpostje is.’  ‘Probleem zit ‘m niet dat de kennis er niet is, maar dat deze te laat wordt ingeschakeld. Eisen komen er dan summier of verkeerd in.’  ‘Het is zaak om vooraan in het aanbestedingsproces te komen.’ ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2017 en 2016 zijn nagenoeg gelijk.

104

Toelichting vraag 46 Zeker bij aanbesteden op waarde is controle belangrijk: wordt hetgeen dat aangeboden is ook werkelijk geleverd? Klopt de geleverde kwaliteit met hetgeen is afgesproken? De respondenten konden kiezen tussen drie stellingen: 1.

2. 3.

Wij controleren nauwkeurig of hetgeen aangeboden is ook geleverd wordt. Als dit niet het geval is, gaan wij hierover in gesprek met de aannemer. Als deze in gebreke blijft, worden er consequenties verbonden aan het niet nakomen van de verplichtingen. Wij controleren globaal of hetgeen aangeboden is ook geleverd wordt. Als er belangrijke zaken niet kloppen, gaan wij hierover in gesprek met de aannemer. Wij controleren (vrijwel) niet.

49% van de respondenten geeft aan dat men nauwkeurig controleert. 42% controleert globaal en 6% controleert (vrijwel) niet.

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 De uitkomsten van 2017 en 2016 zijn nagenoeg gelijk. In 2017 scoort stelling 2 (globaal controleren) 2% meer en stelling 3 (niet controleren) 3% meer. Deze % komen van de categorie ‘weet ik niet’. Die scoorde 7% in 2016 en dit jaar 2%.

105

Herold Tinnemeier, Orange Lighting ‘BEDRIJVEN HEBBEN DE VERANTWOORDELIJKHEID OM EEN BIJDRAGE TE LEVEREN AAN ONZE LEEFOMGEVING’

Herold Tinnemeier heeft in 2012 zijn bedrijf Orange Lighting opgericht. Hij had toen 30 jaar ervaring in de verlichtingsbranche, waarvan de laatste 20 jaar in de openbare verlichting. Verlichting is zijn passie. Hij is ervan overtuigd dat ons welzijn in grote mate wordt bepaald door de aanwezigheid van goede verlichting op de juiste plaats, op het juiste moment. Herold is lid van OVLNL en actief in het Netwerk Kennis en het Netwerk Smart Lighting. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Een totale integratie van alle functionaliteiten die voor een gemeente van belang zijn, om bewoners en gebruikers te faciliteren en tevreden te houden. Op hoofdlijnen betreft dit: veiligheid, milieu, mobiliteit en leefbaarheid. Verlichting speelt hierbij in alle gevallen een cruciale rol. Slimme verlichting is meer dan alleen schakelen en dimmen. Het is het in contact staan met alle andere functionaliteiten en anticiperen op aanstaande situaties. Dit kan ad hoc, direct inspelend op een ontstane gebeurtenis (ongeluk, activiteit etc.) of gebaseerd op gefilterde data van ervaringen uit het verleden (koopavond, dagelijkse file). Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Dat er zoveel, met name ongefilterde, data gecommuniceerd worden en men door de bomen het bos niet meer ziet. Toegevoegde intelligentie en de communicatie daaromtrent is complex. Kennis is wezenlijk. Een andere bedreiging kan zijn dat we door de verschillende communicatie en dataprotocollen, de data en instructies niet (goed) onderling kunnen uitwisselen. Dit speelt op lokaal en nationaal niveau een rol, maar is zeker ook mondiaal een probleem. Bedrijven zijn over de grenzen heen actief en kunnen niet voor iedere gemeente een protocol ontwikkelen. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? Afhankelijk van wat je onder traditionele lichtmast verstaat, zal de mast waarop een armatuur geplaatst wordt ook na 10 jaar bestaan. In de ontwikkeling van ons menszijn hebben we altijd verlichting nodig

106

gehad om te kunnen zien. Dit was in de prehistorie vuur, in de negentiende eeuw de gloeilamp, daarna de gasontladingslamp en recentelijk led. Techniek verandert maar primair hebben we licht nodig om te kunnen waarnemen. Hetzelfde geldt voor het toevoegen van intelligentie. Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? Het grote voordeel van de huidige infrastructuur voor openbare verlichting is dat de masten gemiddeld 30 meter uit elkaar staan. Dit grid is uitstekend geschikt voor het toepassen van smart devices. Echter indien er een totale integratie van alle functionaliteiten binnen een gemeente moet plaatsvinden, dan zal er een constante spanning aanwezig moeten zijn om te communiceren. Dit is in verreweg de meeste gemeenten niet het geval en ook niet wenselijk, tenzij de veiligheidseisen en normen aangepast worden. Netwerkbedrijven en normalisatie-instituten zullen hier een belangrijke bijdrage aan moeten leveren. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Afhankelijk van wat je bedrijfsdoelstellingen zijn (profit, non-profit, idealistisch of niet) zal het bedrijfsleven inspelen op een vraag vanuit de markt. Smart Lighting/Smart Cities is een complexe aangelegenheid. Zolang aanbestedingen de markt domineren en innovaties tegenwerken, zal de inzet van het bedrijfsleven minder groot zijn dan wenselijk is. Anderzijds, Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd. Kleinschalige innovaties hebben soms een enorme impact. Dat betekent niet dat processen onnodig vertraagd moeten worden. Bedrijven hebben de verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan onze leefomgeving. Ik geloof oprecht dat betere technologie het antwoord is op de uitdaging om een betere omgeving te creëren met verlichting voor de openbare ruimte. Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Niet alleen de leverancier/fabrikant heeft de verantwoordelijkheid zorg te dragen voor het milieu. Iedere gemeente, ongeacht de grootte, zou kleinschalig naar rato van het gemeentelijke budget, met leveranciers innovatieve projecten moeten uitvoeren. Juist die kleinschaligheid draagt bij aan het op bedrijfseconomisch verantwoorde wijze opdoen van ervaringen, die vervolgens landelijk gedeeld kunnen worden. De praktijk leert dat juist kleinere bedrijven vindingrijk zijn in het aandragen en realiseren van oplossingen. Hierbij mogen ook minder succesvolle oplossingen aandacht krijgen, om te leren van onze fouten.

‘KLEINSCHALIGHEID DRAAGT BIJ AAN HET OP BEDRIJFSECONOMISCH VERANTWOORDE WIJZE OPDOEN VAN ERVARINGEN’

107

¨

B9. Storingen, klachten, calamiteiten

61%

18%

in armatuur of lichtbron meeste storingen

in kabelnet meeste storingen

23%

16%

communicatie met netbeheerder belangrijkste verbeterpunt

terugdringen aantal storingen belangrijkste verbeterpunt

57%

39%

registreert zelf storingen en schades

registratie storingen en schades uitbesteed

108

Toelichting vraag 47 Ruim de helft, namelijk 61% van de respondenten, geeft aan dat het merendeel van de storingen ontstaat in het armatuur of de lichtbron. Bij 18% van de respondenten ontstaan de meeste storingen in het kabelnet, bij 9% in de aansturing/schakeling van de OVL. Opmerkingen van respondenten  ‘In aantal hebben we meer storingen aan lichtbronnen. De kabelnet storingen cq aansturing/schakeling van de OVL zijn er veel minder, maar hebben veel meer impact.’  ‘Lampuitval is nog de grootste vorm van uitval, maar uitval van drivers in ledarmaturen is een nieuwe en dure stijger op de ranglijst.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 Het verschil tussen de uitkomsten van 2017 en 2016 is gering. In 2016 scoorde ‘in armatuur of lichtbron’ 5% hoger, namelijk 66%. ‘In aansturing/schakeling van de OVL’ scoorde dat jaar 6% lager, namelijk 3%.

109

Toelichting vraag 48 Bij deze vraag mochten de respondenten slecht één antwoord aanvinken. Dit jaar is er een antwoordoptie toegevoegd, namelijk ‘De communicatie met de onderhoudspartij verdient verbetering.’ In het schema hieronder staan de scores van dit jaar en van 2016. Wat vindt u het belangrijkste verbeterpunt bij uw organisatie als het gaat om storingen? De communicatie met de netbeheerder verdient verbetering. Het aantal storingen en/of schades is te hoog, dit moet teruggedrongen worden. Het duurt te lang voordat storingen/schades worden opgelost, dit moet sneller. De communicatie met de inwoners/burgers verdient verbetering. Het beheersysteem is niet optimaal, dit moet beter. De communicatie met de onderhoudspartij verdient verbetering Weet ik niet Anders

2017

2016

23% 16% 15% 10% 9% 5% 4 19%

28% 8% 18% 8% 8% 10% 20%

19% van de respondenten heeft ‘anders’ aangevinkt. Zij noemen onder andere:  een combinatie van de genoemde punten  het behandelen van storingen door mensen die geen specifieke kennis van OVL hebben  beleidsmakers en uitvoerende afdelingen spreken niet dezelfde taal  de markt heeft andere belangen (winst maken) dan de overheid Daarnaast geven meerdere respondenten aan dat er geen verbeterpunten zijn. ___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 noemen minder respondenten de communicatie met de netbeheerders als belangrijkste verbeterpunt: 23% in 2017 tegenover 28% in 2016. In 2017 staat het terugdringen van het aantal schades op de tweede plaats, met 16%. In 2016 scoorde dit punt de helft minder, namelijk 8%, en stond het op de derde plaats.

110

Toelichting vraag 49 57% van de respondenten geeft aan dat de organisatie zelf de storingen en schades registreert. 39% heeft dit uitbesteed. Opmerkingen van respondenten  ‘Wij hebben dit uitbesteed. Daarnaast accepteren we zelf ook meldingen wanneer dat voorkomt. Dan voeren we ze zelf in in het systeem.’  ‘We streven naar het melden op een plek ( snel 24-7 en direct bij de aannemer ). Maar burgers laten zich soms niet sturen en storingen komen binnen via brieven, e-mails, facebook, twitter etc... We voeren dan de storingen zelf in, maar geven daarbij ook meteen aan hoe het sneller en beter kan.’  ‘Module storingen online, wij voeren de storingen in, de aannemer ziet deze storingen en repareert.’  ‘Een deel zelf en een deel is weggezet in gebiedscontracten.’

___________________________________________________________________________ Vergelijking met 2016 In 2017 geeft 57% van de respondenten aan zelf de storingen en schades te registreren. In 2016 was dit 44%. Het aantal respondenten dat voor ‘anders’ kiest was in 2016 15%. Dit jaar is dat 4%.

111

Eddy Hartog, Europese Commissie

‘SMART LIGHTING GEEFT STEDEN DE MOGELIJKHEID OM GELD TE BESPAREN’

De heer Eddy Hartog studeerde politieke economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij werkt sinds 1989 voor de Europese Commissie en vervulde verschillende functies. Sinds 2016 is hij hoofd van de Unit ‘Smart Mobility en Living’ van de Europese Commissie. Wat zie je als belangrijkste kansen en mogelijkheden van Smart Lighting en Smart City? Smart Lighting geeft steden de mogelijkheid om geld te besparen, niet alleen door goedkopere verlichting maar ook door dit te combineren met ander functionaliteiten. Ik denk dan aan sensoren, wifi en een elektrisch oplaadpunt. De URBAN agenda (Europese agenda voor stedelijk beleid) en het onderzoek dat in de EU hiervoor is gedaan, geeft een unieke gelegenheid om veel vliegen in één klap te slaan. Als steden dit samen doen en hun koopkrachten bundelen, zouden de kosten best eens mee kunnen vallen. Wat zie je als belangrijkste bedreigingen van Smart Lighting en Smart City? Het grootste probleem is het verkokerde denken en de verkokerde budgetten in steden. Wij hebben politiek leiderschap nodig om de voor de hand liggende oplossingen van een combinatie van problemen geïntegreerd aan te pakken. Denk je dat de traditionele lichtmast over tien jaar nog bestaat? De traditionele lichtmast zal zeker nog bestaan over tien jaar. We hoeven niet in alle haast alle lichtmasten te vervangen. Het enige dat we moeten doen is bij reguliere vervanging wat breder te denken. Denk je dat de bestaande infrastructuur geschikt is voor Smart Lighting/Smart City? De infrastructuur is in principe geschikt genoeg. In sommige gebieden zullen we wel de stroom dag en nacht moeten laten aanstaan. Wat is volgens jou de taak en de positie van het bedrijfsleven bij Smart Lighting en Smart City? Het bedrijfsleven moet standaarden ontwikkelen die het mogelijk maken verschillende functionaliteiten in en uit te pluggen. Ik kan mij zelfs voorstellen dat het bedrijfsleven een diensten- aanbieder wordt, en dus niet simpelweg alleen maar lichtmasten verkoopt.

112

Zouden gemeenten  a) moeten afwachten b) actief moeten meewerken c) de regie moeten nemen? Gemeenten moeten, het liefst gezamenlijk en grensoverschrijdend, de regie nemen. Het initiatief van de “humble lamppost” binnen het Europese Innovatiepartnerschap voor Smart Cities biedt hier alle mogelijkheden voor. Deze lichtmast gebruikt led-licht maar vervuld ook andere functies: milieusensoren, wifi, oplaadstekker voor elektrische auto’s.

‘GEMEENTEN MOETEN, HET LIEFST GEZAMENLIJK EN GRENSOVERSCHRIJDEND, DE REGIE NEMEN’

113

Samenvatting Hieronder volgt een samenvatting van resultaten van de OVL-monitor 2017. Voor de volledige uitkomsten verwijzen wij naar de analyses, grafieken en toelichtingen in dit rapport. Dat geeft een completer en genuanceerder beeld van de eindresultaten. Doel en opzet OVL-monitor De OVL-monitor is een initiatief van OVLNL/IGOV. Het doel is om meer inzicht te krijgen in de ‘Facts & Figures’ en de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van openbare verlichting (OVL). Door regelmatig te monitoren, zien we trends en de factoren die hierbij een rol spelen. Zo kunnen overheden en marktpartijen nieuwe inzichten verkrijgen en leren van ervaringen. In 2016 was de eerste OVL-monitor, dit jaar is de tweede. De belangrijkste input voor deze monitor is afkomstig van een uitgebreide enquête onder overheden. Daarnaast is er een specifieke enquête onder marktpartijen uitgevoerd.

DEEL A - ANALYSES 1. WIE DEDEN ER MEE  90 respondenten bij de enquête voor overheden, waarvan werkzaam: - 68 bij gemeente - 9 bij provincie - 7 bij RWS - 6 elders 

Van deze 90 respondenten, die vaak meerdere taken hebben, werken er: - 58 als beheerder OVL - 40 (tevens) als beleidsmedewerker OVL - 38 (tevens) adviseur OVL - 19 (tevens) als projectleider OVL - 15 (tevens) als werkvoorbereider OVL



55 respondenten bij de enquête voor marktpartijen, waarvan werkzaam: - 18 voor fabrikant en/leverancier van armaturen - 17 voor adviesbureau - 10 voor bureau lichtontwerp

2. OVERHEDEN (OVH) EN MARKTPARTIJEN (MP)  Maatschappelijke thema’s: Overeenkomsten tussen OVH en MP: - op de 1ste plaats/meest belangrijke thema: energiebesparing/CO2-reductie - op de 3de plaats: circulariteit/hergebruik van materialen Belangrijkste verschil tussen OVH en MP - op 2de plaats: lichthinder/lichtvervuiling (bij OVH) - op 2de plaats: Smart City/Smart Lighting (bij MP) Kortom: OVH en MP hebben een andere top 3 wat betreft de belangrijkste maatschappelijke thema’s met betrekking tot OVL.

114



Technische ontwikkelingen: Overeenkomst tussen OVH en MP: - op de 1ste plaats/meest belangrijke ontwikkeling: led Belangrijkste verschil tussen OVH en MP: - op 2de plaats schakelen/dimmen, op 3de plaats elektrische veiligheid (bij OVH) - op 2de plaats Smart City/Smart Lighting, op 3de plaats telemanagement (bij MP) Kortom: OVH en MP hebben een andere top 3 wat betreft de belangrijkste technische ontwikkelingen met betrekking tot OVL.



Led Belangrijkste verschil tussen OVH en MP: - 84% van de OVH ziet geen belemmeringen bij overgang naar led - bij de MP ziet slechts 45% geen belemmeringen



De relatie tussen overheden en marktpartijen Belangrijkste verschil tussen OVH en MP: - 27% van de OVH denkt dat de relatie tussen OVH en MP de komende 5 jaar niet wezenlijk zal veranderen - bij de MP denkt 40% dat de relatie niet wezenlijk zal veranderen

3. KLEINE GEMEENTEN EN GROTE GEMEENTEN/PROVINCIES  Respondenten van organisaties met weinig inwoners geven op een aantal vragen andere antwoorden dan respondenten van organisaties met veel inwoners. 

Naarmate een organisatie minder inwoners heeft geldt over het algemeen dat: - beheer OVL en het registreren van schades vaker wordt uitbesteed - verantwoordelijkheid voor beheersystemen vaker wordt uitbesteed - men vaker is aangesloten als grootgebruiker - installatieverantwoordelijkheid vaker niet goed is geregeld - men meer gebruik maakt van netwerk van netwerkbeheerder - er ’s nachts meer verlichting wordt uitgeschakeld en minder wordt gedimd - burgers vaker worden geïnformeerd over en actief betrokken bij OVL

4. SMART LIGHTING EN SMART CITY  Over Smart Lighting/Smart City lopen de meningen sterk uiteen. Respondenten van overheden hebben een andere visie dan van marktpartijen. Ook is er verschil tussen respondenten van kleine en van grote organisaties. 

Het grootste verschil tussen OV en MP: - 28% van de OV ziet Smart Lighting/Smart City als grote kans, 62% denkt dat het wat overschat wordt - 76% van de MP ziet Smart Lighting/Smart City als grote kans, 22% denkt dat het wat overschat wordt



Het grootste verschil tussen kleine en grote organisaties: - bij kleine organisaties zijn op dit moment met name ‘stand alone reclames’, abri’s en lichtreclamebakken gekoppeld aan de OVL-installatie - bij grote organisaties is er veel meer gekoppeld aan de OV-installatie, o.a. ook camera’s, diverse sensoren en laadpalen voor elektrische auto’s

115

DEEL B – ENQUÊTE OVERHEDEN 1. WIE HEBBEN DE ENQUÊTE VOOR OVERHEDEN INGEVULD  Van de 90 respondenten werken er 58 als beheerder OVL, 40 zijn er (tevens) beleidsmedewerker en 38 (tevens) adviseur OVL  47% van de respondenten is ouder dan 55 jaar en 16% is jonger dan 45  Er werken 68 respondenten bij een gemeente, 9 bij een provincie en 7 bij RWS  15 respondenten werken in Noord-holland, daarna volgen Gelderland (14), Zuid-Holland (13), Noord-brabant (11) en Overijssel (9) 2. ORGANISATIE VAN HET WERK  Bij 22% van de respondenten is er minder dan 0,5 fte beschikbaar voor OVL (visie, beleid, ontwerp, aanleg, beheer en onderhoud), bij 29% is er 0,5 tot 1 fte beschikbaar  9% vindt het aantal fte’s goed, 53% vindt het voldoende, 37% vindt het onvoldoende  Bij beleid/visievorming en bij beheer ligt het zwaartepunt bij zelf doen, bij ontwerp OVL en bij onderhoud ligt het zwaartepunt bij uitbesteden  59% vindt dat het kennisniveau OVL de afgelopen jaren hoger is geworden, 28% denkt dat het gelijk is gebleven en 10% denkt dat het kennisniveau lager is geworden 3. INWONERS, LICHTPUNTEN EN BUDGET  47% van de respondenten werkt voor een gemeente met minder dan 50.000 inwoners, 34% werkt voor een gemeente met 50.000 tot 200.000 inwoners  50% werkt voor een organisatie met minder dan 10.000 lichtpunten, 38% voor een organisatie met 10.000 tot 40.000 lichtpunten  Bij 51% is het aantal lichtpunten het afgelopen jaar toegenomen, bij 43% vrijwel gelijk gebleven en bij 5% is het afgenomen  Bij 67% is het budget voor exploitatie gelijk gebleven, bij 13% is er meer budget dan in 2016 en bij 9% is er minder budget dan in 2016  20% vindt het budget voor exploitatie goed, 55% vindt het voldoende en 19% vindt het onvoldoende  Bij 55% is het budget voor vernieuwing van het areaal gelijk gebleven, bij 25% is er meer budget dan in 2016 en bij 7% is er minder budget dan in 2016  22% vindt het budget voor vernieuwing van het areaal goed, 41% vindt het voldoende en 31% vindt het onvoldoende 4. BEHEER, EIGENDOM EN NET  Bij 67% van de respondenten houdt de organisatie zelf het beheersysteem bij, bij 29% wordt het bijgehouden door een externe partij  98% van de organisaties is zelf 100% eigenaar van alle lichtmasten en armaturen  53% heeft een bemeterd net, 23% heeft deels een bemeterd net en 20% heeft geen bemeterd net  44% is aangesloten als grootverbruiker, 34% als kleinverbruiker, 22% weet het niet  13% heeft 100% eigen netwerk, 57% heeft deels eigen netwerk en 28% gebruikt voor 100% het netwerk van de netbeheerder  Het eigen netwerk bevalt bij 74% goed, bij 19% voldoende en bij 7% slecht  Het netwerk van de netwerkbeheerder bevalt 24% goed, 50% voldoende, 26% slecht

116



45% heeft de installatieverantwoordelijkheid goed geregeld, 41% is bezig om het goed te gaan regelen, bij 9% is men er niet mee bezig en is het niet goed geregeld

5. VISIE, MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S  Energiebesparing/CO2-reductie is binnen de organisaties het belangrijkste maatschappelijke thema in relatie tot OVL (score: 81%), op de 2de plaats staat lichtvervuiling/lichthinder (57%), gevolgd door circulariteit (50%)  48% geeft aan de doelstellingen Energieakkoord 2020 te gaan halen, 41% haalt het niet, de belangrijkste reden hiervoor is veel besparing vóór 2013 (24%)  Bij circulariteit vindt men het kiezen van materialen die goed te hergebruiken zijn het meest interessant (77%), op de 2de plaats staat herbruikbaar maken van armaturen door vernieuwing componenten (52%), op de 3de plaats het uitwisselbaar maken van armaturen door vernieuwing van componenten (43%)  64% van de respondenten gebruikt de ROVL2011 en 20% gebruikt de NPR 13201  53% kiest voor gebruik van de NPR of ROVL2011 als richtlijn, waarbij afwijkingen regelmatig voorkomen, 31% kiest voor strikte toepassing  76% is er voorstander van om fietspaden buiten de bebouwde omgeving alleen in uitzonderlijke gevallen te verlichten  56% van de organisaties informeert bij belangrijke wijzigingen in OVL haar burgers (website, krant, bijeenkomsten), bij 39% kunnen burgers hun mening geven (belevingsonderzoeken, inspraakavonden), bij 18% worden burgers actief betrokken 6. LED-VERLICHTING  Led staat met stip op 1 als belangrijkste technische ontwikkeling (88%)  Bij een grote meerderheid van de respondenten, namelijk 76%, is minder dan 25% van de OVL led  Bij 91% van de respondenten is 90 tot 100% van de nieuw aan te schaffen OVL led  84% zegt dat er geen belemmeringen zijn bij de overstap naar led, 10% noemt de kosten, 4% de betrouwbaarheid en 2% de lichtkwaliteit als belemmering  28% gebruikt retrofit-led omdat men dit soms een goede oplossing vindt, 10% gebruikt het vanwege kostenoverwegingen en/of het halen van energiedoelstellingen  40% heeft geen retrofit omdat men dit geen goede oplossing vindt, 17% heeft geen retrofit maar gaat het in de toekomst mogelijk wel toepassen 7. OVERIGE TECHNISCHE ONTWIKKELINGEN  Schakelen/dimmen staat op de 2de plaats als belangrijke technische ontwikkeling (62%), gevolgd door elektrische veiligheid (42%), telemanagement (37%) en - op de 5de plaats - Smart City/Smart Lighting (35%)  Bij 43% van de respondenten wordt minder dan 10% van de OVL gedimd, bij 15% wordt er meer dan 50% van de OVL gedimd  74% van de respondenten geeft aan dat er ’s nachts (vrijwel) geen OVL wordt uitgeschakeld, bij 7% wordt meer dan 25% van de OVL ’s nachts uitgeschakeld  Bij 62% zijn er ‘stand alone reclames’ en abri’s gekoppeld aan het energienetwerk van de OVL-installatie, bij 59% zijn er lichtreclamebakken aan gekoppeld

117

    

  

Ook camera’s (19%), OVL-gerelateerde sensoren (19%), oplaadpunten voor elektrische auto’s (7%), en sensoren die niet OVL-gerelateerd zijn (6%) worden gekoppeld aan de OVL-installatie 62% van de respondenten denkt dat Smart City/Smart Lighting wat overschat wordt, 28% ziet het als een grote kans 48% heeft de meeste zorgen over de technische aspecten bij Smart City/Smart Lighting, 26% maakt zich het meest zorgen over de ethische aspecten 54% denkt dat het – in het kader van Smart City/Smart Lighting – moeilijk wordt om standaardisatie af te spreken voor de aansturing (zodat er apparatuur van meerdere leveranciers gebruikt kan worden) 49% verwacht moeilijkheden bij het omzetten van geschakelde naar permanente voeding en 40% denkt dat het moeilijk wordt om budgetten beschikbaar te krijgen voor het onderhoud van de nieuwe apparatuur 12% vindt de eigen organisatie een koploper, 62% volgt nieuwe ontwikkelingen op de voet en 25% volgt van een afstand 27% van de respondenten denkt dat de relatie tussen overheden en marktpartijen de komende 5 jaar niet wezenlijk zal veranderen 36% denkt dat de overheden de komende 5 jaar meer een regierol zullen nemen, 35% denkt dat er meer samenwerking en co-creatie gaat komen

8. AANBESTEDING  68% kiest in het algemeen voor aanbesteden op waarde, 16% voor laagste kosten op basis van kosteneffectiviteit en 16% voor de laagste prijs  43% vindt dat de eigen organisatie (ruim) voldoende kennis in huis heeft om goed te kunnen aanbesteden op waarde, bij 36% schiet de kennis soms te kort en 19% heeft de kennis niet in huis  49% controleert nauwkeurig of hetgeen aangeboden is ook werkelijk geleverd wordt, 42% controleert globaal en 6% controleert (vrijwel) niet 9. STORINGEN, KLACHTEN EN CALAMITEITEN  61% geeft aan dat de meeste storingen ontstaan in het armatuur of de lichtbron, bij 18% ontstaan de meeste storingen in het kabelnet  23% vindt het belangrijkste verbeterpunt de communicatie met de netbeheerder, voor 16% is het terugdringen van het aantal storingen en schades het belangrijkste verbeterpunt en voor 15% het sneller oplossen van storingen en schades  Bij 57% van de respondenten worden de storingen en schades geregistreerd door de organisatie zelf, 39% heeft dit uitbesteed

Noot: Het gaat bij deze samenvatting en OVL-monitor nadrukkelijk over de meningen van de 145 respondenten en niet over ‘het gehele werkveld OVL’, ‘de overheden’ of ‘de marktpartijen’.

118

Bijlage I – aanvullingen van respondenten De laatste vraag van beide enquêtes luidde: ‘Zijn er vragen waarvan u wilt dat we ze toevoegen aan de enquête? Of zijn er thema’s waarvan u vindt dat OVLNL/IGOV een ondersteunende rol kan spelen en mee aan de slag moet gaan?’ Veel respondenten beantwoorden deze vraag met ‘nee’. Daarnaast worden er diverse onderwerpen genoemd. Reacties respondenten enquête voor overheden Samenwerking  Het onderwerp samenwerken met andere gemeenten en regio's  Opzetten regionaal overleg tussen overheden  Optimaliseren samenwerking gemeenten onderling Installatie & Smart  Installatieverantwoordelijkheid  Installatieverantwoordelijkheid bij Smart Cities  OVL icm met smart mobility; wat zijn de kansen? Techniek  Eigen schakelsysteem ivm uitfasering TF  Kleurtemperatuur 4000 graden Kelvin geeft meer licht als 3000 graden Kelvin? Als de beleving zo is, is de werkelijkheid dan anders?  Garantie drivers / armaturen Maatschappij & integraliteit  Donkerte  Innovatie, wat doen gemeenten om de energiedoelstelling te halen (of waarom bijv. niets), waar verlicht je wel/niet (donkertebeleid), waarom kies je voor stalen masten of juist aluminium, waarom kies je een bepaald type armatuur, etc.  Integraliteit met andere vakdisciplines in de openbare ruimte. Reacties respondenten enquête voor marktpartijen Onderwerpen voor OVLNL om mee aan de slag te gaan  Energie transitie mobiliteit en all electric  Continue voeding naar lichtmasten  De richtlijnen  Meer standarisatie  Hoe invulling te geven aan de circulaire-economie-uitdaging in de praktijk?  Bermveiligheid buitengebieden/doorgaande wegen Vragen  In welke vorm ziet een overheid de lichtproffesional. Als leverancier, als onafhankelijk deskundige in techniek en ontwerp of als ontwerper/ adviseur onafhankelijk t.o.v. producent en leverancier van armaturen, en materialen  Veiligheid, financiën, aanbesteden  Duurzaamheid en Social Return (verder uitdiepen)

119

COLOFON De OVL-monitor is een uitgave van: Stichting Openbare Verlichting Nederland (OVLNL) Website www.ovlnl.nl E-mail [email protected] Handelsregister Amsterdam 65.13.8961 Opdrachtgever OVLNL/IGOV, mei 2017 Uitvoering Beatrijs Oerlemans & Daaf de Kok

Licht en Donker Advies

Klankbordgroep Arthur Klink Dyana Loehr Geert Dijkstra Hans van Bakel Jaap Nuesink Menno van Noort Paul Witmer Wilco Knip

gemeente Utrecht | OVLNL/IGOV Rijkswaterstaat Acquire Publishing Spectrum Advies & Design Dekra Nobralux Gemeente Utrechtse Heuvelrug Bureau OVL Lek & Merwede

Vormgeving de Bladenkamer | grafisch ontwerpers

i.s.m. Licht en Donker Advies

DISCLAIMER OVLNL/IGOV en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben de hierin opgenomen gegevens zorgvuldig verzameld. Ondanks dit is het mogelijk dat de informatie die hier wordt gepubliceerd onvolledig of onjuist is of fouten kan bevatten. Hoewel OVLNL/ IGOV haar best doet om alle informatie, diensten en producten zo goed en foutloos mogelijk aan te bieden, kan het niet verantwoordelijk gesteld worden voor eventuele fouten of andere beschadigde consequenties, voortkomend uit het gebruik van deze publicatie en de gegevens. Gebruikers aanvaarden het risico daarvan. OVLNL/IGOV ziet derhalve, mede ten behoeve van degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, af van welke aansprakelijkheid dan ook.

120

STICHTING OPENBARE VERLICHTING NEDERLAND BUNDELT KRACHTEN. OVLNL geeft impulsen, denkt mee en deelt. Om de sector openbare verlichting verder te laten ontwikkelen en in de spotlights te houden.

OVERHEDEN

MARKTPARTIJEN

NETWERK

NETWERK

NETWERK

‘SMART LIGHTING’

‘EVENEMENTEN’

‘MAATSCHAPPIJ’

NETWERK

NETWERK

‘LICHT EN OMGEVING’

‘KENNIS’

Een organisatie van en voor de openbare verlichting. Die midden in de samenleving staat, gevoel heeft voor ontwikkelingen en veranderingen, daarop anticipeert en ontwikkelingen initieert. Brengt overheid, ondernemers, onderwijs, onderzoek en omgeving samen.

Meedoen? Schrijf in op www.ovlnl.nl Alle vragen beantwoord OVL MONITOR

HANDBOEK OPENBARE

VISIE

VERLICHTING

OVL 2030

OVL-monitor-2017-Hoofdrapport_p20171115.pdf

7. 2. Overheden en marktpartijen 9. Interview Edward Neef, FE Consultancy BV 16. 3. Kleine gemeenten en grote gemeenten/provincies 18. Interview Kees Jansen, planoloog en stadsfilosoof 25. 4. Smart Lighting en Smart City 27. Interview Kimmo Spoelstra, Provincie Utrecht 34. DEEL B – ENQUETE OVERHEDEN 36. 1.

5MB Sizes 3 Downloads 282 Views

Recommend Documents

No documents